'Laten wij het eerlijk zeggen: er ontbreekt nog wel iets aan die door de koningin geprezen moed: moed tot de lijdelijke weerstand. Onder hen die verblijd, ontroerd misschien, naar de woorden van de koningin hebben geluisterd, zijn er veel die zich beschaamd hebben afgevraagd wat zij zelf presteren. Er zijn de fabrieken waarin direct of indirect voor de Duitse oorlogsmachine wordt gewerkt. Er zijn de kranten die niets anders zijn dan hulpmiddelen voor de Duitse propaganda Er zijn ambtenaren die net zo braafhun werk doen als in de tijd toen zij ondergeschikt waren aan een Nederlands bewindsman. Voor dezulken en voor hun soortgenoten in velerlei werkkring is het woord over de fiere lijdelijke weerstand niet gesproken.' 2