Onder de politieke voormannen in bezet gebied was er wel geen die zich grotere zorgen maakte over de autoritaire wending in het denken van de OD-Ieiding dan de socialistische leider Vorrink. Hij en zijn vriend, dr. H. B. Wiardi Beckman, de vroegere hoofdredacteur van Het Volk, hadden bij overste Westerveld en overste Versteegh begrip gevonden voor de terughoudendheid die de OD zich diende op te leggen: deze mocht niet meer zijn dan een gezagsapparaat ten dienste van een democratisch overgangsbewind. Schimmelpenninck bleek evenwel veel verdergaande plannen te koesteren: hij zag de OD als steunpilaar van een 'voorlopig bewind'
dat bestaall zou uit hemzelf jhr. de Jonge en generaal Röell, en wat Vorrink van Schimmelpenninek vernam en van hem aan stukken te lezen kreeg, gafhem de indruk dat een autoritaire staatsgreep voorbereid werd. Besefte de koningin, beseften haar ministers wel, wat in bezet gebied gebrouwen werd? V orrink betwijfelde het. Uit alles wat via Radio Oranje gezegd en niet gezegd werd, concludeerde hij dat men er in Londen geen idee van had, hoe de verhoudingen in bezet gebied lagen en welke tegenstellingen zich daar gingen aftekenen. Hij achtte het al eind '40 dringend nodig dat hij persoonlijk de Londense regering van voorlichting zou dienen en toen hij begin januari'
41 tijdelijk in Groningen ondergedoken zat, schreefhij een lang memorandum waarin hij terugkeek op de ontwikkelingen in bezet gebied en schetste wat hij voor de toekomst duchtte.ê
V orrink zag het als het grootste gevaar dat, na een ineenstorting van Duitsland, heel Europa ten prooi zou vallen 'aan een algemene burgeroorlog en tenslotte aan een communistische revolutie: Zou de Wehrmacht de moed opbrengen, 'voor het te laat is, Hitler en de hele Nazipartij uit de macht te "Stoten en over te gaan tot het instellen van een militaire dictatuur, bereid en in staat om met Engeland en zijn bondgenoten tot een constructieve vredeaanvullingen aan de Enquêtecommissie ter beschikking gesteld maar door haar'Verbijsterend'
noemde hij het, 'hoe de geestelijke isolering, de stelselmatige verleugening en vernietiging der objectieve berichtgeving de best-geïnformeerde mensen in enkele maanden maken tot vreemdelingen in hun eigen land en in de wereld.'
Onervaren figuren lieten nu in Nederland het meest van zich horen. Aan de NSB en Mussert wilde hij geen woorden vuil maken. Wat restte? Nationaal Front en Nederlandse Unie. Nationaal Front droeg wel 'een eerlijk nationaal karakter'
(die indruk had Arnold Meyer blijkbaar op Vorrink gemaakt in de besprekingen in juni '40 die overigens '
bij voorbaat tot mislukken gedoemd' waren), maar het bezat geen massale aanhang, en de Unie welke die aanhang wèl bezat, was door haar leiding 'een politiek gevaar'
:
'Zij heeft door haar sociale mooipraterij de kijk van een deel van ons volk op de politieke werkelijkheid vertroebeld en daardoor ongewild in de kaart van -de vijand gespeeld. Daar ligt dus ook tevens de verklaring waarom de Duitsers de Unie zo lang hebben laten voortbestaan. Zij vormde voor hen een mogelijkheid om in ons volk de 'loyalen'
van de 'deloyalen'
te scheiden. Zodra de Duitsers ervan overtuigd zijn dat de massa der Unieleden voor dat spel niet te gebruiken is, heeft het laatste uur van de Unie geslagen. De tekenen wijzen er op dat ditniet meer ver af kan zijn. Intussen staat dan nog te vrezen dat een deel der Unie regelrecht de weg vindt naar Nationaal Front of de NSB ofwel dat een soort fusie tussen deze drie autoritair ingestelde groepen tot stand komt.'
Radio Oranje bood, aldus V orrink, in die situatie geen enkel tegenwicht, de uitzendingen, veel minder inspirerend dan die van de Vlaamse programma's van de BBC, waren'saai, quasi-degelijk en niet zelden onjuist.'
Als Duitsland nu ineenstortte (Vorrink scheen dat kennelijk te verwachten), wat moest er dan in Nederland gebeuren? Er zou, schreefhij, 'een vacuum'
ontstaan 'tussen het moment dat de bezettingsautoriteiten hun macht hebben verloren en een goed heenkomen hebben gezocht, en het moment waarop de wettige Nederlandse regering, gesteund door het Nederlandse Legioen;' haar gezag weer kan uitoefenen. In dat vacuum zal een voorlopig bewind tot het Nederlandse volk o.a. door middel van de radio moeten kunnen spreken en leiding moeten geven aan de gebeurtenissen. Het zal het best gevormd kunnen worden uit de
1 Vorrink bedoelde hiermee de Koninklijke Nederlandse Brigade; deze telde op dat moment
Aldus Vorrink in januari '41 tot de regering te Londen. Maar hoe kreeg hij zijn denkbeelden aan haar voorgelegd? Hij had geen verbinding met Engeland. Twee maandenlater, eind maart, voegde hij aan zijn memorandum een eerste 'aanvulling'
toe waarin hij zich, scherper nog dan tevoren, uitliet over 'het merendeels slappe en abstracte karakter'
der Radio-Oranjeprogramma's (geen woord over de Februaristaking! 'Al waren er maar drie minuten aan de historische staking gewijd geweest!'
) - waarschijnlijk was dit alles gevolg van 'het gebrek aan voldoende concrete informaties'
, maar daarom was dit falen niet minder betreurenswaardig.' Over de maatregelen om het '
vacuum' op te vullen, dacht Vcrrink nu wat optimistischer: een 'comité van openbaar welzijn, bestaande uit vooraanstaande Nederlanders van alle gezindten en richtingen', was, schreefhij, 'in gevorderde staatvan voorbereiding'
en met leden van dit comité hielden de leid~rs van een 'semi-militaire organisatie'
(de OD) regelmatig contact.
V orrink maakte van zijn memorandum plus aanvulling een aantal afschriften die evenmin als het oorspronkelijke stuk gesigneerd werden. Eén van die afschriften kwam bij zijn Amsterdamse partijgenoot J. Bommer terecht en Bommer gaf dat exemplaar begin mei '41 aan het Arnsterdamse sociaal-democratische oud-gemeenteraadslid dr. B. H. Sajet mee toen deze naar Engeland overstak. Het was evenwel noch aan Bommer, noch aan Sajet bekend dat Vorrink de auteur van het memorandum was - Sluyser die het stuk in Londen in handen kreeg, was er van overtuigd dat Wiardi Beckman het had opgesteld. 'Ik herken zelfs zijn schrijfmachine'
, zei hij', en spoedig vernamen minister-president - Gerbrandyen de koningin dat de belangwekkende beschouwing van Wiardi Beckman afkomstig was.
V orrink die niet wist dat zijn memorandum Londen bereikt had, zette zijn pogingen voort om het stuk, telkens bijgewerkt, het land uit te krijgen. Zijn 'Aanvulling IV'
, op 15 juli '41 gedateerd, vormde haast een nieuwe, aparte nota. Weer kreeg Radio Oranje er van langs, zo ook, en scherper nog dan in januari, de Nederlandse Unie waar 'een handjevol autoritaire heren'
(Geert Ruygers, Groeninx vanZoelen en dr. Brinkgreve werden genoemd) de lakens uit zou delen; daarnaast brak V orrink de staf over de secretarissengeneraal ('hebben zich hopeloos geblameerd'
), maar aangezien hij inmiddels
1 Ik: was van juli '40 af een der redacteuren van Radio Oranje. De problematiek van de regeringsomroep zal verder behandeld worden in deel 9. 2 M. Sluyser, 14 dec. 1956. Het is natuurlijk mogelijk dat het exemplaar dat Sajet meenam, inderdaad met Beekmans schrijfmachine overgetypt'vacuum'
. 'Wij zijn bereid'
, schreefhij, 'en achten ons in staar om, in samenwerking met personen uit andere politieke groeperingen' (alle in het Politiek Convent vertegenwoordigd), 'aan de gevaarlijke verwarring een einde te maken, zo wij ons op enige autorisatie van de Nederlandse regering kunnen beroepen: .. Afgezien van de voor de hand liggende actie tijdens de bezetting van ons land mag ... niet meer beoogd worden dan het verzekeren van de orde in de wellicht luttele, wellicht vele uren die aan het feitelijk herstel van het gezag van H.M.'
s regering vooraf zullen gaan. Pogingen, in die tijd politieke veranderingen aan te brengen die op toekomstige beslissingen vooruitlopen' (en van die pogingen werd Schimmelpenninck door Vorrinkverdachi), 'moeten worden tegengegaan. Juist in dit verband achten wij autorisatie van ons optreden in hoge mate gewenst.'
Uitsluitend deze slotpassage werd naar Londen meegenomen door de groepscommandant van de OD in Amsterdam-Oost, reserve-kapitein H. G. Broekman, toen deze medio september '41 de Noordzee overstak.'
Ook Broekman wist niet dat die passage door V orrink geformuleerd was; hij schreef haar, in Londen aangekomen, aan Wiardi Beckman toe. Voor V orrink was het meest teleurstellende dat hij uit Londen taal noch teken vernam. Notabene: Schimmelpenninck had zijn 'voorlopig bewind'
al klaar en Londen zweeg. Was dat opzet? Handelde Schimmelpenninck soms in overeenstemming met hetgeen Londen wenste? Eind september besloot V orrink, een eigen boodschapper naar de regering te zenden. Zijn keus viel op een Amsterdamse zakenman die hij kende uit de burgerwacht, ir. B. Springer. Deze kreeg op 30 september een boodschap van Vorrink mee die hij in zijn geheugen moest prenten en die hij later in Londen aldus weergaf: 'Ons bereiken inlichtingen dat een groep die een dict~toriale'
richting is toegedaan' (Schimmelpenninck en zijn OD),
1 Wiardi Beckman had een exemplaar van het volledige memorandum met alle , aanvullingen ook nog aan kapitein J. de Geus gegeven die via België en Frankrijk contact met Engeland had. Drie pogingen tot verzending mislukten, de vierde had succes en de Geus meende zich na de oorlog te herinneren dat een ontvangstbevestiging binnengekomen was via de geheime agent Aart Alblas die op 5juli' 41 in bezet gebied gearriveerd was en in de herfst in contact kwam met de kring van Het Parool (getuige]. de Geus, Enq. dl. IV c, P: 1477). Die ontvangstbevestiging drong niet tot Vorrink door (getuige J. J. Vorrink, a.v., p. ,1728), hetgeen niet zo vreemd is omdat in Londen niemand wist dat hij het stuk opgesteld had en de even
Springer kreeg de strikte opdracht, deze waarschuwing over te brengen aan Gerbrandy, aan de twee sociaal-democratische ministers ·Albarda en van den Tempel, 'eventueel de overige leden van het kabinet'
, aan Sluyser, en vooral aan de koningin. 'U zult in Londen door een filter moeten breken!'
zei Vorrink nog tegen Springer. 'Laat u vooral niet van de koningin weghouden'
, u moet 'desnoods met de vuist op tafel slaan.'3 Maar het werd eind juli'
42 voor Springer na een lange en moeilijke tocht via Frankrijk en Spanje in Londen aankwam, eind oktober voor hij zijn eerste gesprek met de koningin kon voeren. Hij was in Engeland door iedereen gewantrouwd, ook door Gerbrandy, Albarda en van den Tempel, alleen niet door de koningin, door minister Kerstens en door Sluyser; 'de rest was bang, was niet zeker', zei hij later." Die 'rest'
weigerde namelijk te geloven dat de waarschuwing van V orrink afkomstig was en hield bovendien haar inhoud voor overdreven.
Was Vorrink dus een verklaard tegenstander van de ~D-leiding (hij had op lager niveau in de OD 'prachtkerels'
ontmoet"), er waren nog meer Nederlanders wier opvattingen hij niet deelde. Hij achtte het namelijk principieel onjuist, tijdens de bezetting kritiek uit te oefenen op vooroorlogse toestanden. Het uiten van die kritiek verweet hij 'de politieke dilettanten'
van de Neder
1 Ons is van enige relatie tussen de vrijzinnig-democratische voorman mr. A. M. Joekes en Schimmelpenninck niets gebleken. Wij nemen aan dat aan Springer de naam van ir. S. L. Louwes, directeur-generaal van de voedselvoorziening, opgegeven is. 2 B. Springer: 'Rapport'
(17 aug. 1942) (Enq., dl. V b, p. 512). 3 'Opdracht van Koos Vorrink aan B. Springer' (okt. 1941) (Enq., punt f, gestenc. bijl. 263). • Getuige B. Springer (Enq., dl. IV c, p. 902). 5 Getuige K. Vorrink (a.v., dl. VII c, p. 182). 85
'Dat doet'
, schreef hij in augustus' 41 in een van zijn illegale Ongetekende brieven aan oude strijdmakkers, 'geen waarachtig vaderlander in het uur dat zijn land door de vijand is overvallen en overweldigd. Dat verbiedt hem zijn nationale trots en zijn gevoel voor nationale waardigheid' - en daarop volgden passages die tegen het Driemanschap van de Nederlandse Unie gericht waren.
Met een uitlating als deze polemiseerde Vorrink evenwelniet alleen met dat Driemanschap, maar ook met enkele collega's-redacteuren van het illegale blad in welks redactie hij zat: Het Parool.
Deze redactie, eind '40 gevormd, droeg van meet af aan een heterogeen karakter: Frans Goedhart had er Jaap Nunes Vaz, eenlinks-socialist, eertijds lid van de Onafhankelijke Socialistische Partij, als medestander bij zijn scherpe kritiek op de vooroorlogse samenleving en Vorrink kon er steeds op de steun rekenen van de hem toegewijde journalist Lex Althoff. Van de twee overige redacteuren werd mr. M. Kann in de lente van '41 gearresteerden trachtte mr. J. C. S. Warendorf tussen de kemphanen Vorrink en Goedhart iets van neutraliteit te bewaren. Ondanks al die twisten maakte Het Parool een snelle ontwikkeling door. Vorrink wist er talrijke SDAPrelaties voor te mobiliseren en in augustus' 41 werd de eerste drukker gevonden: Wessel Eikelenboom in Amsterdam, de man die ook voor de Jehova's Getuigen illegaal drukwerk vervaardigde. Toen Eikelenboom in september gearresteerd was, vond men in Amsterdam een tweede drukker en toen deze het spoedig niet langer aandurfde, in Zandvoort een derde: drukkerij Gertenbach. Er werden per nummer ca. 8 000 exemplaren vervaardigd. welwerd ook Het Parool door arrestaties getroffen (in de herfst van '41 werd een grote verspreidersgroep in Amsterdam opgerold), maar zowel uit een oogpunt van nieuwsvoorziening als van commentaar ontwikkelde het zich in '41 tot het belangrijkste illegale blad: levendig en strijdvaardig. Aan wie scherp las, bleven intussen de tegenstellingen in de redactie niet verborgen - tegenstellingen die ook Wiardi Beckman die na Kanns uitschakeling vaak Vorrink in de redactie verving, niet kon overbruggen. Typisch'Vorrink'
was het om eind juli de vooroorlogse politieke partijen aan te duiden als: 'de uitdrukking van de werkelijke staatkundige wil van het Nederlandse volk'
2 - typisch-'Goedhart'
om het begin oktober 'een aperte onjuistheid'
te noemen, 'te beweren dat (de) meerderheid (van ons volk) niets liever wil dan de terugkeer naar de oude toestand, naar het oude bewind en de oude politiek." En een maand later legde Goedhart er nog
1 Hij werd eind maart '42 in Sachsenhausen gefusilleerd. Het Parool, 18 (26 juli 1941). p. 2. 3 A.v., 24 (3 okt. 1941), p. 2.'die zich voornamelijk kenmerkte door een zekere weldoorvoede zelfvoldaanheid Wij schepten er behagen in, onze lauwheid door te laten gaan voor een bijzondere deugd, t.w. voor onze verdraagzaamheid Elk grassprietje stond op zijn plaats in het keurig geschoren gazon Niemand had dan ook lust om hard de trap af te lopen, want dat dreunde zo en dat verstoorde de rust."
Deze en dergelijke beschouwingen maakten Vorrink ziedend van woede: men speelde er alleen maar de vijand mee in de kaart! 'Men bevuilt daarmee zijn eigen nest'
, zei hij keer op keer. Maar zo kon Goedhart het niet zien. Diens opvatting was, 'dat'
, zo legde hij aar! de Enquêtecommissie uit, 'de katastrofe waarin wij in Europa waren terechtgekomen, ook een gevolg was van het falen van de vooroorlogse Westeuropese democratieën, zodat men dus in dit opzicht onvermijdelijk ten aanzien van de toekomst tot bepaalde conclusies moest proberen te komen.P Zelfkritiek, meende Goedhart, was ook in oorlogstijd alleszins gepast. Gaf niet Engeland waar in het Lagerhuis en voor de BBC menig kritisch woord weerklonk, in dat opzicht een duidelijk voorbeeld? Maar Vorrink handhaafde zijn bezwaren: in een bezet gebied lagen de verhoudingen anders en waar een beweging als de Nederlandse Unie vol kritiek stak op het vooroorlogse bestel en een groepering als de OD een autoritaire staatsgreep in de geest had, was het, zo hield hij vol, de eerste taak van Het Parool om de traditionele parlementaire demoeratie samen met de traditionele democratische partijen te verdedigen.
Van maand tot maand liep dit conflict hoger op. Hele weekend-conferenties werden eraan gewijd; een tijdlang kreeg Vorrink de bevoegdheid, uit Goedharts beschouwingen althans de scherpste passages te schrappen - dat leidde weer tot explosies van Goedharts kant. Want deze was geen moment van zins, van de koers die hij al in zijn Nieuwsbrief van Pieter' t Hoen uitgezet had, af te wijken; hij was illegaal gaan schrijven toen V orrink nog zweeg, en het mocht dan waar zijn dat deze een nationale figuur was, noch zijn argumenten, noch zijn theatrale emotionele uitbarstingen (waren ze echt of gespeeld?) konden op Goedhart enige indruk maken. Bovendien: voor Goedhart betekende Het Parool àlles, voor Vorrink niet - en misschien droeg die laatste omstandigheid er toe bij dat V orrink althans in de herfst van' 41 naliet, een breuk te forceren. Voor hem was Het Parool niet meer dan één middel naast andere om zich te uiten. Wij veronderstellen trouwens dat de voorzitter van de SDAP geneigd was, groter betekenis toe te kennen aanJ.