Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 5 – Maart '41 – juli '42 (2e band)

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Spionagegroepen

XC

XCWelke middelen waren nodig om een spionagegroep in staat te stellen, regelmatig contact met Engeland te onderhouden? Ze had voor het overdragen van langere rapporten een veilige verbindingsweg nodig. Als extra-beveiliging konden die rapporten in een afgesproken code opgesteld worden. Zulk een code was steeds noodzakelijk voor het contact door middel van een zender, Zender en code a11één waren niet voldoende: er moest ook een afgesproken zendschema zijn opdat het ontvangststation in Engeland zou weten op welke dagen en uren en op welke golflengte de zender in de lucht zou zijn; die periode kon dan door het ontvangststation gebruikt worden om, zelf als zender optredend, boodschappen en instructies door te geven.

XCEr was op dit gebied, zoals wij in ons vorige deel weergaven, vóór mei '40 aan Nederlandse kant niets en aan Engelse bijna niets voorbereid. Wel bevonden zich in de zomer van '40 nog twee agenten van d~ Intelligence in ons land van wie één zijn code overdroeg aan een beroepsofficier, kapitein J. de Geus.' Onder de aanduiding 'L 63' richtte de Geus een eigen spionagegroep op waar hij een veertig of vijftig medewerkers voor aantrok. Van de de herfst: van '41 af kon hij soms berichten doorgeven via een zender te Bilthoven die door een arts gedirigeerd werd, dr. M. Brouwer - wij komen daarop terug. In augustus' 41 werd de verbinding met Engeland evenwel vergemakkelijkt doordat een agent van van 't Sant, Aart Alblas, de naam en het adres van de Geus opgegeven gekregen had. De Geus kon toen tot juli '42 zijn berichten mede via Alblas spuien. Nadien kreeg hij weer andere verbindingen-die hem in staat stelden, zijn werk tot september '44 voort te zetten. Hij vertrok toen naar het bevrijde zuiden. De inlichtingen die hij doorgegeven had, waren hoofdzakelijk van militaire aard geweest.

XCAndere eigen verbindingen had MI-6 niet: de Britse geheime dienst was aangewezen op wat aan Nederlandse kant georganiseerd werd .

XC.1 Wij vermeldden in deel 4 ten onrechte dat kapitein de Geus ook een zender verwierf.

880 [PDF]
SPIONAGEGROEPEN ZONDER VERBINDING

XCWij willen dan eerst aanstippen dat van de zomer van '40 af door verscheidene Nederlandse radio-zendamateurs vergeefs getracht werd, contact met Engeland te krijgen. Er waren in ons land tegen de vierhonderd van die amateurs die in mei '40 al een zender bezaten, er waren bovendien verscheidene technici die, veelal met grote moeite, nadien een zender gingen bouwen.' Londen ging nooit op dergelijke uitzendingen in: men was er immers nooit zeker van of het niet de Duitsers waren die op die wijze contact trachtten te krijgen.ê

XCIn de tweede plaats willen wij er op wijzen dat in de periode' 40-' 42 verscheidene spionagegroepen tot stand kwamen die er niet in slaagden, een weg naar Engeland te vinden. Wij noemen de groep 'Nederland .voor Oranje', een soort voortzetting van de 'Geuzen'-groep, met steunpunten in Vlaardingen, Den Ha~g en Haarlem, die in de lente van' 42 opgerold werd (vijftien doodvonnissen), en een in '42 opgerichte groep onder leiding van een oud-officier van GS III, G. K. Fikkert, die vermoedelijk in '43 door de Duitsers uitgeschakeld werd (zeven doodvonnissen). Geen van deze beide groepen had zendverbinding. Voor een zodanige verbinding gaf zich eind '40 een katholiek kloosterling moeite, Johannes Klingen ('Broeder Jozef). Deze had een zender gebouwd die in de bibliotheek van het seminarium te Heemstede verborgen werd. Er werd voor hem een code ontworpen door de Delftse hoogleraar ir. R. L. A. Schoemaker. Schoemaker interesseerde zich in die tijd voor de jongste vinding van van der Waals en toen deze aanbood, Klingens code naar Engeland te brengen, ging Schoemaker daarop in. Begin mei werd Schoemaker gearresteerd, Eind mei deden Schreieder en van der Waals een inval in het Heemsteedse seminarium. Klingen, die nog geen zendcontact gehad had, werd ook gearresteerd (en later gefusilleerd) en de gehele spionagegroep van Schoemaker en zijn Delftse collega ir. J. J. A. Mekel werd ellkele weken later opgerold waarbij Schreieder de diepere penetratie niet aan van der Waals overliet maar aan een 'andere V-Mann. De arrestaties werden in opdracht van Schreieder uitgevoerd door de twee Haagse politiemannen Poos en Slagter die al enkele maanden lang als uiterst ijverige medewerkers van de Sicherheitspolizei fungeerden;

1 Dogger, de adjudant van Schimmelpenninck, rapporteerde in Londen, 'hoe een arbeider die elke dag tien kilometer moest fietsen naar zijn werk, zijn fiets verkocht en in het vervolg ging lopen om toch maar dat cne spoeltje nog te kunnen kopen waardoor zijn geheime zendertje klaar zou zijn.' (G. A. Dogger: 'Rapport voor de koningin', 17-19 april 1942, dl. VII b, p. 242.)) 2 Alle Nederlandse opleidings scholen voor marconisten werden eind '41 door de op verzoek van generaal Christiansen gesloten.

881 [PDF]
CONTACT MET LONDEN

in maart' 4I had Slagter, zelf als V-Mann optredend (hij gaf zich toen voor een piloot van de militaire luchtvaart uit) de gehele organisatie van de 'eerste' OD in Den Haag kunnen oprollen. Bij de arrestatie van prof. Mekel zei Slagter tegen diens echtgenote dathij het prima vond dat de koningin nooit terugkwam. 'Ik heb', zei hij, 'altijd moeten dalven voor het huis van dat wijf in het Noordeinde."

XCWij hebben nu melding gemaakt van drie arrestatie-acties van de Sicher heitspolieei waarbij van der Waals betrokken was: de actie tegen prof. Schoemaker (begin mei), de actie tegen de pleger van de aanslag op een Duits spoorwegbeambte (midden mei) en de actie tegen de groep van Johannes Klingen (eind mei), Voor de Rotterdamse politieagent Jan van den Ende stond vast dat van der Waals in alle drie gevallen als verrader opgetreden was. Van den Ende betoogde dat men een zo gevaarlijk sujet onmiddellijk liquideren moest, maar ir. van der Meer sprak daar zijn veto over uit. 'Hij weet toch ook van ons illegaal werk af', zei deze, 'en waarom zijn wij dan niet gearresteerd?' Dat zulks van de kant van Schreieder en van der Waals opzet was, doorzag van der Meer niet. Van den Ende achtte het niet verantwoord, op eigen gezag door te zetten, maar iets van zijn voornemen drong via van der Meer tot van der Waals door. Het gevolg was dat van den Ende begin augustus gearresteerd werd- - van der Meer en mr. Verdoorn werden voorhands ongemoeid gelaten.

XCVoor wij nu de ontwikkeling gaan beschrijven van de spionagegroepen die door de eerste geheime agent, van Hamel, opgericht waren, moeten

1 BG-Den Haag: Sententie inz. L. A. Poos en M. Slagter (14 okt. 1948), p. 13 (ge tuige M. Mekel-Ashman) (Doc 1-1341, C-I). 2 Van den Ende zat tot eind oktober ,41 in de Cellenbarakken gevangen. Hij werd toen naar het concentratickamp Sachsenbausen overgebracht waaruit hij kort voor het einde van de oorlog wist te ontsnappen.

882 [PDF]
ERKENS DR. BROUWER

wij kort stilstaan bij twee andere groepen: de groep-Erkens en de groepdr. Brouwer.

XCDe eerste groep, 'Roodkapje', noemden wij al in ons vorige deel waar wij er op wezen dat reserve-luitenant Nicolaas Erkens in de zomer van' 40 in contact kwam met een Belgischeverzetsgroep; via die Belgische groep kreeg hij later verbinding met een Franse. In dit deel noemden wij Erkens reeds als een van de organisatoren van de 'pilotenhulp'. Hij was op illegaal gebied overigens van alle markten thuis: hij richtte een groep op om legervoorraden uit handen van de Duitsers te houden, hij bevorderde sabotage (wij herinneren aan zijn contact met mr. Einthoven van de Nederlandse Unie) en hij stichtte ook plaatselijk hier en daar aan de OD verwante organisaties; in Rotterdam werd mr. O. Verdoom. die wij al noemden toen wij het over van der Waals hadden, daar de leider van, in Utrecht mr. N. A. Stempels, een van de redacteuren van Slaet op den Trommele. In de herfst van '41 stond Erkens enige tijd in contact met twee Nederlandse SOB-agenten (het adres van een zijner relaties was door een Engelandvaarder aan SOB verstrekt), Ab Homburg en Cor Sporre; dezen die de sabotage op gang moesten brengen, hadden evenwel geen zender bij zich. Het schijnt dat Erkens nadien zijn aandacht concentreerde op zijn 'piloten' -lijn ; tot de herfst van' 42 kon hij enkele honderden personen uit Nederland naar Frankrijk helpen ontsnappen. Zijn groep werd opgerold doordat de Abwehr een Nederlandse militair die onder Erkens gediend had maar die als Vi-Mann was gaan optreden, een beroep op hem liet doen; de man werd van adres tot adres doorgegeven - alle gegevens verried hij. Bijna zeventig arrestaties volgden; Erkens en mr. Stempels werden met negen anderen ter dood veroordeeld en gefusilleerd, enkele tientallen leden van de groep werden naar coneentratiekampen gezonden, waar verscheidenen, onder wie mr. Verdoorn, om het leven kwamen. Wij tekenen nog aan dat bij het oprollen van de groep in Rotterdam en omgeving een zeer actieve rol gespeeld werd door de cx-kelncr Huschka, Vi-Mann van de Abwehrstelle-Willlelmshaven. Het is jammer dat omtrent Erkens en 'Roodkapje' maar heel weinig gegevens ter beschikking staan; wij hebben de indruk dat in die ene organisatie eigenlijk een groot deel van het vroege illegale werk weerspiegeld wordt.

XCOok van de groep van dr. Brouwer hebben wij ons geen volstrekt duidelijk beeld kunnen vormen, waarbij wij ons overigens in het goede gezelschap van de Enquêtecommissie bevinden die er evenmin uitgekomen is. Dat laatste kwam vooral doordat de commissiemeende, op de mededelingen van de Bilthovense arts en vall zijn marconist, Willem Tuyn, niet te kunnen afgaan. Brouwer verklaarde onder ede dat hij van de zomer van' 40 tot maart ,43

883 [PDF]
CONTACT MET LONDEN

legde die verklaring naast zich neer - ons inziens op losse gronden.' Op één punt had de commissie evenwel gelijk: alles wijst er op dat het radiocontact later tot stand' gekomen is dan Brouwer beweerde en dat hij er zelf rechtstreeks ook eerst later mee te maken kreeg.

XCDe zender die hij toen ging gebruiken, was in de zomer van '40 vermoedelijk gebouwd in opdracht van een oud-officier van GS III, J. G. A. van' Medenbach de Rooij, een vriend van Brouwer. Hij had voor zijn spionagewerk een vrij groot aantal medewerkers van wie er één,' de adelborst J. C. Meijer, alle verza~elde militaire gegevens periodiek in rapporten samenvatte die met de letters 'AC' aangeduid werden. Van die rapporten, bij elkaar vijf-en-twintig, zijn er enkele via een andere spionagegroep, de Inlichtingendienst (ID) van J. van Hattem, aan Londen doorgegeven; de overige hebben, voorzover bekend, Londen niet bereikt. Radiocontact had van Medenbach de Rooij niet: hij bezat geen code en geen zendschema. Dat zal hem wel gehinderd hebben want hij had talrijke illegale contacten, o.m. met de leidende figuren van de 'eerste' OD in Amersfoort. Toen deze werd oprold, werd ook hij gearresteerd. Omstreeks die tijd had zijn marconist, Tuyn, aan de Duitsers meegedeeld dat hij met een spionagegroep in contact stond. Tuyn had zich bereidverklaard (het is waarschijnlijk een Spiel van zijn kant geweest), in aanwezigheid van enkele ondergeschikten vall Schreieder, onder wie Kriminalsekretär H. K. o. Haubrock, de leider van de groep in een. hotel te ontmoeten. In dat hotel kreeg hij evenwel (hij was epilepticus) een toeval. Hij werd toen naar een ziekenhuis overgebracht. Daar werd hij door leden van de spionagegroep uit bevrijd en hij dook toen, als verpleegster vermomd, in het rusthuis 'Planrwijk' te Bilthoven onder dat door 'mej. P. C. Balk gedreven werd. Hij kwam daar met dr. Brouwer in contact. De zender werd uit Tuyns huis weggehaald en in de herfst van ,41 kwam de vaste verbinding met de Intelligence tot stand. Onze veronderstelling is dat Brouwer daarvoor via kapitein de Geus een code en een zendschema ontving van de geheime agent Aart Alblas. Er is in elk geval geen reden om de juistheid te betwijfelen van de Geus' mededeling dat hij via dr. Brouwers zender met succes berichten naar Engeland kon doorgeven.deling die trouwens door kapitein de Geus alsmede door A. J. Houck bevestigd is. (a.v., dl. IV c, p. 1477-78 en

1 Tuyn had na de oorlog meegedeeld dat de Engelse zender waarmee hij contact onderhield, zich als 'Bristol' aanduidde. De voorzitter van de Enquêtecommissie, mr. L. A. Donker, heeft evenwel in de herfst van I949 te Londen zowel bij de officieren van de als van navraag gedaan naar het bestaan van een zender die in de Bristol gevestigd was dl. IVa, p. 773). In het feit dat die navraag niets opleverde, zien wij geen weerlegging van Tuyns mede

884 [PDF]
DR. BROUWER/VAN GRUTING

'Over die weg heb ik', aldus de Geus, 'veel berichten over convooien weggewerkt'! - convooien van Rotterdam naar Noordduitse havens die dan door de RAF op de Noordzee aangevallen konden worden. Deze verbinding bleef (naar het schijnt: met tussenpozen) tot begin april' 43 in stand.

XCEr is een enkele aanwijzing dat dr. Brouwer niet erg behoedzaam optrad; hij verscheen althans op een dag bij een van de directeuren van de Nederlandse Spoorwegen, ir. W. Hupkes, 'en zei', aldus deze, "nu zal ik u eens iets zeggen dat mij de kop kan kosten: ik ben lid Van de Britse Secret Service' , - Hupkes kreeg er de indruk uit, 'dat dit allemaal amateurisme was.'2 Het bestaan van dr. Brouwers groep werd begin '43 aan Schreieder bekend doordat van der Waals, toen in contact met Vorrink, van een van diens relaties, ir. J. E. van Tijen (de vroegere onderdirecteur van de Fokkerfabrieken), vernam dat van Bilthoven uit berichten naar Engeland doorgegeven werden. Schreieder kwam zo ook achter Brouwers naam en adres. Een Nederlands meisje dat als-verraadster optrad, kreeg toen de opdracht, her 'vriendinnetje' van Brouwer te worden en zo meer te weten te komen; dat lukte. Brouwer werd gearresteerd en volgens Haubrock toonde hij na enkele dagen aan de Sicherheitspolizei de plaats waar de zender in het rusthuis van mej. Balk verborgen was; het onderduikadres van Tuyn die, nog steeds als verpleegster vermomd, onmiddellijk het rusthuis verlaten had, werd door e~n medewerker van Brouwers groep prijsgegeven."

XCEr resten ons nu nog de spionagegroepen die op het initiatief van van Hamel teruggingen.

XCWij beginnen met zijri eigen groep die hij met medewerking van een oud-ambtenaar van GS-III, A. _van Gruting, had kunnen opbouwen. Deze groep verloor kort na van Hamels arrestatie diens zender en code. Zij zette niettemin haar werk onverdroten voort en wist onder leiding van van Gruting die op verschillende adressen ondergedoken leefde, talrijke militaire inlichtingen te verzamelen. Van Gruting werd daarbij vooral door. enkele andere oud-medewerkers van GS-III geassisteerd, onder wie W. J. M. J. d' Aquin en G. A. J. Huussen. De opgestelde rapporten werden, naar het schijnt, in '41 hoofdzakelijk weggewerkt via de ID van van Hattem die in

1 Getuige]. de Geus,a.v., 2 GetuigeW. Hupkes, a.v.,dl. VII e,p. 685. 3 Brouwer en Tuyn werden beiden in de zomer van '44 ter dood veroordeeld; ook zij over leefden de oorlog doordat hun dossiers na de Dolle-Dinsdag-erisis zoek raakten.

885 [PDF]
CONTACT MET LONDEN

contact stond met een Franse groep welke van tijd tot tijd spionagemateriaal kon laten ophalen aan de Bretonse kust - dit was dezelfde weg waarvan ook ,gebruikgemaakt werd voor de door Meijer opgestelde AC-rapporten. 'Wij hadden', verklaarde d' Aquin na de oorlog, 'opgaven van opstellingen van de Flak! bij de vliegvelden en wij waren vrij goed op de hoogte van de verschuivingen van troepen. De gegevens waren dus eigenlijk puur militair, pas naderhand zijn politieke en economische berichten in zeer beperkte mate naar voren gekomen." Het contact met van Hattems ID had in de zomer van '42 fatale gevolgen voor van Gruting en de zijnen - wij komen daar aan het einde van dit hoofdstuk op terug.

XCOok voor de Inlichtingendienst, ofID, was de grondslag door van Hamel gelegd. Deze had voor een door hem op te richten nevengroep (naast zijn eigen groep dus) een stel kristallen meegebracht die in een te bouwen zender gebruikt konden worden, alsmede een extra-exemplaar van dezelfde codegrondslag die hij gebruikte: een alleen in Engeland verkrijgbare Nederlandse bijbelvertaling. De nevengroep die zich 'Inlichtingendienst' ging noemen, werd aanvankelijk door mr. B. P. M. ten Bosch geleid; de jeugdige student in elektrotechniek Johan van Hattem (deze was in mei '14 in Soerabaja geboren en gedeeltelijk van Indonesische afkomst) was een van zijn naaste medewerkers. Toen mr. ten Bosch in maart '4I werd gearresteerd, werd het uit Engeland afkomstige bijbeltje door degeen die het onder zich had, veiligheidshalve verbrand. Het gevolg was dat van Hattem, het werk voortzettend, geen codeberichten kon opstellen en zijn zender dus niet kon gebruiken.ê Hij kwam in de zomer van' 4I in contact met een van van' t Sants agenten, Wiek Schrage, en toen deze zich na de arrestatie van zijn marconist, Hans Zomer, in november' 4I met een kano op weg begaf naar Engeland, gaf van Hattem hem een zelfgemaakte code mee waarvan de Intelligence gebruik kon maken. Schrage verdronk evenwel - het gevolg was dat van Hattem zijn zender niet opnieuw in gebruik kon stellen. Hij had tegen die tijd met veler medewerking een inlichtingennet kunnen opbouwen dat practisch het gehele land bestreek. Hij kon dat werk fmancieren doordat hij via van Hamels broer, G. van Hamel, telkens de nodige gelden kreeg van de bankier Menten, in totaal ca. f 43 000. Op afscherming van zijn eigen groep was van Hattem niet bedacht; hij trachtte juist zoveel mogelijk aanraking met andere groepen te verkrijgen, welker inlichtingen hij dan in zijn eigen rapporten kon verwerken, Wij vermeldden al zijn contact met deJ.J.

1 Luchtafweergeschut a Getuige W. M. d'Aquin, dl. IV c, p. 1935. 3 In deel 4 heb ben wij ten onrechte onderscheid gemaakt tussen de groep-ten Bosch en de groep-van Hattem. 1 Dit was E. L. M. Feldhaus van Ham. Zijn ouders woonden al veertig jaar in Nederland maar over hun in '37 ingediende naturalisatie-aanvraag was in mei '40 nog niet beslist. Feldhaus van Ham werd toen voor de opgeroepen. Wat hij aan gegevens verzamelen kon, gaf hij aan van Lanschot door. 2 Somer was met enkele andere militairen, ten dele oud-leerlingen, al in '40 met het ver zamelen van spionagegegevens begonnen. Via een van die leerlingen had hij een tijdlang contact met broeder Klingen. Zijn regelmatig contact met van Hattem dateert van de herfst van '41. Hij was toen al OD-commandant. Eind '41 kwam hij via enkele jonge militairen die naar Frankrijk gevlucht waren, ook in contact met een inlichtingengroep van de Gaulle die door een van de vroegere Franse militaire attaché's in Den Haag geleid werd; die attaché was aan Somer bekend. Voor zijn eigen werk kreeg Somer geen geld van van Hattem. Links en rechts moest hij geld

886 [PDF]
DE GROEP-VAN HATTEM CONTACT MET LONDEN

opsteller van de eerste AC-rapporten, Meijer. Toen nu Meijer in september ,41 gearresteerd werd, zette van Hattem, bij no. 26 beginnend, het samenstellen van de AC-rapporten voort. In verscheidene delen des lands waren daar ondergroepen voor aan het werk, in Utrecht een groep onder ritmeester w. Ch. J. M. van Lanschot die o.m. van een Duitse militair vaak inlichtingen kreeg+,in Breda een groep onder de directeur van het Ethnografisch Museum van de vroegere Koninklijke Militaire Academie, dekapitein van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, dr. J. M. Somer. Via een van de adjudanten van Schimmelpenninck, Abbenbroek, kreeg van Hattem voorts de beschikking over alle spionagegegevens van de OD en tenslotte verwierfhij in Amsterdam gegevens uit kringen van Het Parool via de journalist Oscar Mohr. Al dat materiaal werd door van Hattem in zijn eigen AC-rapporten verwerkt; daarvan ging een doorslag o.m. naar Somer toe. Somer, die inmiddels OD-conunandant in westelijk Noord-Brabant geworden was, vulde ze weer met eigen gegevens aan, liet ze in het Ethnografisch Museum overtypen, en hij was de man die ze als eerste effectiefkon wegwerken: via de route naar Zwitserland namelijk die in het grensdorp Putte bij van Niftrik begon.ê Er zijn in totaal twee-en-dertig AC-rapporten bij de Intelligence gearriveerd, veruit de meeste afkomstig van van Hattems ID die wij voor de periode maart '4I-maart '42 (toen werd zij opgerold - dat komt nog ter sprake) als de belangrijkste in ons land werkzame spionagegroep mogen beschouwen. Zij is later door de Ofr-leiding steeds aangeduid als 'de ID van de OD'; zeker, zij had contacten met de Ordedienst en zij bezat medewerkers die, als Somer, tevens een functie in de OD vervulden, maar het komt ons toch voor dat het verbale imperialisme dat door de OD-Ieiding bedreven is, afgewezen moet worden: van Hattems ID is wezenlijk een zelfstandige organisatie geweest.J.J.lenen, 'zelfs de spaarbankboekjes van mijn kinderen zijn er bij ingeschoten.' (getuige J. M. Somer, Enq.,

887 [PDF]

XCVan geen van de groepen die wij in het voorafgaande beschreven hebben, is een gedetailleerd verslag bewaard gebleven: Bovendien zijn alle rapporten verloren gegaan, Voorzover zij de Engelse Intelligence bereikt hebben, zijn zij aan de door MI-6 als onbekwaam beschouwde Centrale Inlichtingendienst der Nederlandse regering nooit ter inzage gegeven; wij nemen aan dat de civiele gegevens van tijd tot tijd wèl ter inzage verstrekt' werden aan van 't.Sant die bij uitstek het vertrouwen van MI-6 genoot - die civiele gegevens waren evenwel schaars. Wat de concrete betekenis van de militaire inlichtingen geweest is, valt moeilijk te zeggen. Zij zullen er wel in hoofdzaak toe gestrekt hebben om de Engelse bondgenoot nauwkeurig in te lichten omtrent aantal en dispositie van de Duitse strijdkrachten in ons land. Dat kon alleen van actueel belang zijn in die gevallen waarin men er in slaagde, gegevens radiografisch naar Engeland door te geven. De lezer kwam er een voorbeeld van tegen: de berichten van kapitein de Geus omtrent de Duitse convooien die de NieuweWaterweg verlieten - het was het enige voorbeeld dat wij konden geven. In '4I lag nu eenmaal het zwakke punt bij al die spionagegroepen in de sector van het radiocontact. Er was voor Londen slechts één middel om dat manco te verhelpen: geheime agenten uitzenden die, als van Hamel in augustus' 40, uitgerust waren met een bruikbare zender en een bruikbare code.