Wat in de avond van 14 oktober in Joure geschied was, werd de volgende ochtend aan de Rijksrecherchecentrale gerapporteerd. Men nam daar in eerste instantie aan dat de overval niets met de illegaliteit te maken had maar dat hier een sluwe dievenbende aan het werk geweest was (de onderwereld had in '41 in Amsterdam en Beverwijk grote '
bonnenkraken' kunnen plegen). Met de leiding van het onderzoek belastte zich Kriminalkommissar Walter Julius Horak die sinds enige tijd aan de Rijksrecherchecentrale toegevoegd was om bij ernstige malversaties op economisch gebied de opsporing te leiden. Aangezien de kleine en grotere economische delicten hand over hand toenamen, werd besloten, het recherchewerk met de grootst mogelijke energie uit te voeren; het werd aan rijksrechercheurs toevertrouwd die er niet meer in zagen dan het ophelderen van een ernstig commuun misdrijf.