Toen wij in ons vorige deel de CPN behandelden, hebben wij onderstreept dat deze als illegale organisatie met inachtneming van strikte veiligheidsmaatregelen opgebouwd was en dat zij mede daardoor een aanzienlijke activiteit ontplooien kon. Speciaal gold dat ook voor de sabotage-organisatie, het 'Militair Contact'
. Dit 'MC'
was krachtens besluit van het driemanschap dat de illegale CPN leidde (Paul de Groot, Lou Jansen, Jan Dieters), in de herfst van '41 opgericht. Het werd geleid door Jan Hendrik van Gilse, die als naaste medewerkers Gerben Wagenaar, Max Meyer en Jan Schouten (een assistent van de Landbouwhogeschool te Wageningen) aangetrokken had. Eind' 41 en begin'
42 slaagde de Sicherheitspolizei er in, enkele tientallen leden van het MC te arresteren. In het algemeen vond trouwens een felle jacht op communisten plaats; onze schatting was dat van de ca. tweeduizend communisren waarmee de illegale CPN in de zomer en herfst van '40 van wal gestoken was, in de zomer van '42 al meer dan duizend gearresteerd waren.
Naast het MC kwam in de loop van '42 nog een tweede op daadwerkelijk verzet gerichte communistische organisatie tot stand met als voornaamste centrum niet Amsterdam, maar Rotterdam. Dat was de Nederlandse Volks'vermaakt'
persoonsbewijs; zijn eigen foto stak er in maar het stond op naam van een Amsterdammer.
Wij noemden de Nederlandse Volksmilitie een communistische organisatie. Inderdaad, Dormits was communist en de kaderleden van de NVM waren dat eveneens, maar er waren in de NVM ook niet-leden van de CPN opgenomen. Was dat in overeenstemming met de directieven van de partijleiding? Wij zijn er niet zeker van. Onze indruk is veeleer dat Dormits, hoewel hij met de partijleiding in contact stond, in hoge mate zijn eigen gang gegaan is. Een feit is in elk geval dat hij de veiligheidsmaatregelen die over het algemeen in het communistisch milieu golden, sterk veronachtzaamde. Vier soorten groepen was hij gaan vormen: S-groepen voor sabotage, K -groepen ('knokploegen'
) om te 'knokken'
, O-groepen voor de opsporing van militaire gegevens en V-groepen voor de verspreiding van communistische lectuur en voor het aanwerven van nieuwe leden. Telkens vier tot zes personen vormden een 'patrouille'
, twee 'patrouilles'
een' groep'
, vier 'groepen'
een 'afdeling'
. Elke 'afdeling'
telde dus acht 'patrouilles'
met tezamen twee-en-dertig tot acht-en-veertig leden. Hoeveel 'afdelingen'
er waren, weten wij niet. De meeste 'groepen'
bestonden, schijnt het, uit Rotterdammers maar er was er ook één in Den Haag en er waren er minstens drie in Amsterdam waarvan één uit Joodse arbeidskrachten bestond bij de Hollaudia Confectiefabrieken Kattenburg n.v. in Amsterdam-noord. Dormits had. deze organisatie gedecentraliseerd kunnen opbouwen - hij deed het tegendeel: alle draden kwamen van de basis tot de top bij hem, de 'commandant'
, samen. Persoonlijk wenste hij over de aanneming van eik lid te beslissen. Voor aspirantleden moesten dus formulieren ingevuld worden. Daar stonden vragen op als: 'Is hij in militaire dienst geweest?' '
Komt hij voor straatgevechten in aanmerking?' '
Komt hij voor sabotage of voor knokploeg in aanmerking?' De namen en adressen van die aspirantleden waren veelal volledig ingevuld. Werden zij door Dorrnits aangenomen, dan kregen zij een cijfer. Patrouille-, groepsen afdelingsleiders kregen een letter en Dormits wenste dat met betrekking tot elke actie op een gedrukt formulier een rapport ingeleverd werd waarop de desbetreffende letters en cijfers vermeld waren. De daarmee corresponderende namen en adressen tekende hij op lijsten aan. Al dat materiaal bewaarde hij op het adres waar hij
Vóór de spoorwegaanslag van 7 augustus had de NVM-groep in Rotterdam tweemaal brand gesticht in het Luxor-theater dat Duits eigendom geworden was; na de aanslag trachtte zij elders sabotage aan spoorlijnen te plegen, vooral in Gelderland en Overijssel waar de groep contacten had. Men had daar weinig succes mee - de Railwacht van de Nederlandse Spoorwegen maakte het bedrijven van dit soort sabotage niet gemakkelijker! Dorrnits' aandacht richtte zich op een ander object en in de avond van I3 oktober gelukte het hem persoonlijk om, door enkele leden van de Haagse groep bijgestaan, in Den Haag een grote opslagplaats van de Wehrmacht voor hooi en stro in vla111111en te laten opgaan: meer dan 500 ton hooi en 30 ton stro gingen verloren. Er was een wacht bij de opslagplaats aanwezig en.toen de vlammen oplaaiden, werd de waakhond losgelaten. Dorrnits werd in zijn been gebeten. Hij stak de hond dood, klom over het hek, maar kon niet meer fietsen. Vermoedelijk nam een van zijn makkers hem achterop mee - in elk gevalliet Dorrnits zijn eigen flets liggen.
Onder leiding van de commissaris van politie M. D. Pool begon de Haagse recherche onmiddellijk aan een grondig onderzoek. De flets bleek een merkfiets te zijn met een leesbaar framenu111111er. De recherche ontdekte, bij wie de fiets gekocht was. De betrokken rijwielhandelaar had de naam van Dorrnits als koper genoteerd. Een inval in de Begoniastraat volgde - er was in Dormits woning niemand thuis. Maar de recherche wist nu, wie zij moest zoeken. Het door Dormits ingevulde ontvangstbewijs-persoonsbewijs, bij de rijksinspectie van de bevolkingsregisters bewaard, bevatte zijn foto; die foto werd bij duizenden vermenigvuldigd en in het gehele land in politiebureaus en postkantoren opgehangen.
Op I7 oktober, vier dagen na de aanslag in Den Haag, trachtte Dorrnits die zich weer in Rotterdam bevond, in een winkel aan een vrouw haar tasje te ontrukken. Vermoedelijk deed hij dat om aan een pb voor zijn vriendin Sara van Gigch te komen, die nog steeds geen pb zonder J bezat. Er ontstond tumult; buiten dewinkel werdDorrnits door eenhulpagent gegrepen. Hij werd naar het politiebureau in de Oostervantstraat gebracht. Hij had een pistool op zak, maar dat haalde hij eerst te voorschijn toen hem op het politiebureau bleek dat hij in arrest zou blijven. Hij schoot zich een kogel door het hoofd'Dormits'
, Dormits! Die man werd gezocht in verband met de brand in de opslagplaats van de Wehrmatht in Den Haag! De Rotterdamse recherche spoedde zich naar de winkelier. Zij toonde hem de foto van Dormits. De winkelier herinnerde zich dat hij kort tevoren in opdracht van iemand die wel op de afgebeelde persoon leek, goederen afgegeven had aan de Bijlwerffstraat 37 b. Dat bericht werd doorgegeven aan het hoofdbureau waar inmiddels uit Den Haag commissaris Pool, hoofdinspecteur Assink en twee rechercheurs gearriveerd waren. Dezen begaven zich met de Rotterdamse inspecteur K. F. van der wilt en een Rotterdamse rechercheur naar de Bijlwerffstraat. Met Dormits' huissleutel die in zijn broekzak aangetroffen was, kwamen zij zijn zolderwoning binnen. Zij vonden er, aldus het proces-verbaal van inspecteur van der Wilt, 'een groot aantal pamfletten, lectuur, getypte en gestencilde brochures, en lectuur kennelijk behorende tot een communistische organisatie, flessenchemicaliën en een vermoedelijke bom, electrische batterijen, enz. enz.'
Alles werd in beslag genomen en naar het hoofdbureau overgebracht. 'Vervolgens is door mij'
, aldus de inspecteur, 'onmiddellijk de Sicherheitspolizei met een en ander in kennis gesteld.'! Zulks geschiedde in opdracht van de Rotterdamse hoofdinspecteur A. H. Weekenstroo.
Nog voor de zaak aan de Sicherheitspolizei gemeld was, was van der Wilt in de Bijlwerffstraat te weten gekomen dat de vriendin van Dormits kapster was in een Joodse kapsalon. Hij ging er heen, constateerde dat zij Sara van Gigch heette en dat zij volgens haar pb in de Zaagmolenstraat woonde. 'Ik vroeg haar'
, aldus van der Wilt na de oorlog, 'of zij niet aan de Bijlwerffstraat woonde en stelde haar opzettelijk deze vraag opdat zij zou begrijpen dat ik meer wist ... Ik arresteerde haar opzettelijk niet.'
2
Sara van Gigch ontkwam.
Zij was een van de zeer weinigen.
Want de met zo grote spoed gealarmeerde Sicherheitspolizei ging nog diezelfde dag op nader onderzoek uit. Zij vond in de woning van Dormits de inschrijfformulieren van de aspirantleden. de registratieformulieren van diegenen die als lid aangenomen waren, talloze rapporten op de gedrukte(Doc 1-1897, a-I). 2 K. F. van der Wilt: 'Verklaring'
(10 nov. 1948) in C. Leemhuis en]. N. Viëtor: 'Verweerschrift'
(1949), p. 124 (Doc 1-1022,'de naam van de rapporteur en van zijn chef in codeletters en codecijfers.'!
Wie met die letters en cijfers aangeduid werden, stond op staten te lezen die in de lade van een bureau aangetroffen werden.
Onmiddellijk werd een Sonderkommando van de Sicherheitspolizei gevormd onder leiding van een functionaris van Harsters bureau in Den Haag, SS-Obersturmführer en Kriminalseleretár Herbert Johannes Wölk. Nog voor diezelfde nacht werd een omvangrijke arrestarie-actie op touw gezet. De Rotterdarnse politie ontving opdracht, een ieder die in spertijd op straat zou lopen, in te rekenen en vast te houden. Die politie moest ook een groot aantal krachten afstaan voor het vormen van arrestatieploegen ; met de Ordnungspolizei geschiedde hetzelfde. Er werd bepaald dat alle arrestanten (hun namen en adressen werden snel uitgesplitst) naar een schoolgebouw aan de Mathenesserdijk overgebracht zouden worden dat als kazerne fungeerde voor de Ordnungspolizei. Meer dan tweehonderd mannen en vrouwen bracht men daar binnen. 'Er werd'
, aldus een hunner, 'steeds gestompt en geslagen en geschopt. Geslagen werd er met geweerkolven, stoelpoten en alles waarmee maar geslagen kon worden.P 'De hele kazerne'
, aldus een ander, 'leek meer op een gekkenhuis dan op een arrestantenlokaal.'
3 De Joden onder de arrestanten werden extra mishandeld. Men dwong hen, de laarzen van de Duitsers en gedeelten van de vloeren schoon te likken. Toen de arrestanten de volgende ochtend naar de Cellenbarakken in Scheveningen overgebracht werden, bleek, aldus een derde arrestant, 'het lokaalwaar wij gestaanhadden, nogal vuil geworden. In ons gezelschapwas ook een Joodse vrouwen toen nam een Mof de Jodin vast bij haar enkels en veegde met haar de grond aan, zodat telkens haar hoofd tegen de lambrizering stootte en haar hoofd overdekt was met bloed. Ondertussen stond een aantal Moffenhet schouwspelalsietszeervermakelijksaan te zien."
Gillend en jammerend werd de vrouw naar Scheveningen meegevoerd.
1 Brief, 7 nov. r942, van Rauter aan E. Voorhoeve (Doc I-r8r9, b-r). 2 Dingsdag belandde uiteindelijk in Buchenwald; hij overleefde de oorlog.'43 werd een van Speksnijders medewerkers door de op de Jodenvervolging gespecialiseerde '
groep X' van de Rotterdamse politie aangehouden omdat hij, hoewel hij er Joods uitzag, geen Jodenster droeg. Hij had zijn oorspronkelijk pb bij zich - een pb met een J. Zijn naam stond als lid van de NVM genoteerd. De Rotterdamse politie droeg hem aan de Sicherheitspolizei over. Hij bekende, waar en hoe laat hij twee dagen later Speksnijder zou ontmoeten. Deze werd na een enorme vechtpartij overmeesterd. Zijn kaak was kapotgetrapt. Desondanks trachtte hij op het hoofdbureau van politie, hoewel geboeid, door het gesloten venster te springen; hij bleef er in steken. Eén dag later werd zijn neef, Kaspar Speksnijder, in Den Haag gearresteerd. Ook deze werd door de Sicherheitspolizei barbaars mishandeld. 'Het vlees op zijn zitvlak was'
, aldus een Nederlandse agent van politie die Kaspar Speksnijder op het hoofdbureau opving, 'totaal kapotgeslagen en hing erin vellen bij. Hij was niet in staat om te lopen, te zitten of te liggen, doch hing toen ik hem zag, tegen een tafel aan."
Afgezien nog van de slachtoffersbij de Hollandia-fabrieken zijn in het kader van de actie tegen de N ederlandse Volksmilitie ca. zeshonderd Nederlanders gearresteerd. Van hen werd een aantal na enige tijd vrijgelaten. Van de gevangen genomen Joden kwamen de meesten in Auschwitz om. De overige niet-vrijgelatenen werden grotendeels naar concentratiekampen gezonden; veertien werden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld, een-en-twintig, onder wie de neven Speksnijder, in de loop van '43 gefusilleerd. Wölk maakte promotie: hij werd Leiter van de Aussenstelle der Sicherheitspolizei und des SD te Rotterdam; aan enkele van de Haagse en Rotterdarnse politiefunctionarissen die betrokken geweest waren bij het onmiddellijk aanbrengen van deze zaak bij de Sicherheitspolizei en die de Sicherheitspolizei nadien bij haar onderzoekingen en arrestaties ijverig terzijde gestaan hadden, werden hoge beloningen uitgekeerd. Opgemerkt zij nog dat zich onder hen zeer weinig NSB'ers bevonden.J.
De geschiedenis van de Nederlandse politie tijdens de Duitse bezetting vertoont talrijke donkere bladzijden; de bladzijde waar 'Nederlandse V olksmilitie'
boven staat, is een van de donkerste.
Van september' 42 af werden in De Waarheid regelmatig 'berichten van het ondergrondse Tweede Front (sector Nederland)' geplaatst. Grotendeels lagen hier inlichtingen van het Me en van de Nederlandse Volksmilitie aan ten grondslag. Dormits' actie in Den Haag werd in een nummer dat eind november '
42 uitkwam, aldus gememoreerd: 'In het westen van het land gingen grote opslagplaatsen van de weermacht in vlammen op. De schade is aanzienlijk.'!
De berichten in De Waarheid hadden evenwel niet uitsluitend betrekking op door communisten ondernomen acties. In januari ,43 werd het resultaat van het optreden van de groep-Pahud de Mortanges in de volgende bewoordingen vermeld: 'Op een werf vond in een op stapel staande mijnenveger een explosie plaats.P Wil men van de specifiek communistische acties een beeld krijgen, dan kan men dus niet op De Waarheid afgaan. Wat die acties betreft, is ons slechts met zekerheid bekend dat drie communistische arbeiders te Velsen in de periode oktober '42-april '
43 spoorwegwagons en bergplaatsen van de Wehrmacht op de stations Velsen en Beverwijk in brand staken; dat vier communisten in Amsterdam tussen augustus en november '42 o.m. een brandje wisten te stichten in het gebouw van de Arbeiderspers ; dat een aantal communisten in de Zaanstreek spoorwegsabotage pleegde in november' 42 en april'
43 en, tenslotte, dat de grote actie tegen de spoorlijnen Amsterdam-Amersfoort en Amsterdam-Utrecht in de nacht van 15 op 16 maart '43, waarbij ook de groep eS-6 betrokken was, van het MC uitging en door het Me gecoördineerd werd. Deze gegevens zijn bepaald niet volledig: er is meer gebeurd. Desniettemin is het onze indruk dat het grote aantal arrestaties in communistische kring dat al vóór de zomer van '42 verricht is, niet zonder effect gebleven is op de activiteit die het Me nadien kon ontplooien. Het nijpendst was, gelijk reeds vermeld, het tekort aan sabotagemiddelen. De leiding van het MC liet in de zomer van '42 '
door iemand in wie wij', aldus later Gerben Wagenaar, 'wel vertrouwen hadden en die contact had met de OD'
3 (wij houden het
1 De Waarheid, 58 (eind nov. 1942), p. 8. 2 A.v., 64 (30jan. 1943), p. 7. 3 Getuige G. Wagenaar, Enq., dl. VII c, p. 480.
Nu hebben wij tot dusver louter over de sabotage-acties der communisten geschreven. Daarmee was de activiteit van de illegale CPN bij lange na niet uitgeput. De publikatie van De Waarheid werd voortgezet en daarnaast werden talrijke gestencilde pamfletten verspreid, met name op de herdenkingsdag van de Russische revolutie, 7 november '42. Ook werd in eigen kring nog steeds veel geld ingezameld waarmee men arbeiders steunde die werk in Duitsland geweigerd hadden, en vooralook de leden van het illegale kader die ondergedoken waren. Talrijk waren de communisten die voorts hulp gaven bij het onderduiken van Joden. De SD-Aussenstelle te Amsterdam noemde, op het gehele jaar' 42 terugziende, de illegale CPN 'die stärkste Kampfgruppe unter den gegnerischen Organisationen in den Niederlanden über haupt' en 'ein besenders homogener und daher gefähr/icher Cegnerapparat.? Nu moet daarbij bedacht worden dat Amsterdam steeds het sterkste bolwerk van de CPN geweest was. Maar ook in de Zaanstreek en in Rotterdam en Den Haag werd door cornmunisten veel activiteit ontplooid. Ondanks de vervolging! Want daar, maar ook elders, werd de CPN door talrijke arrestaties getroffen.
Afgezien van de al gememoreerde actie tegen de N ederlandse Volksmilitie werden in de tweede helft van '42 vele honderden communisten in alle delen des lands gearresteerd, hoofdzakelijk groepen die regelmatig De Waarheid verspreidden. In de eerste maanden van' 43 werd vrijwel de gehele illegale CPN in Den Haag opgerold, waarbij Tjerk Kloostra, de leider van het plaatselijke technische apparaat (de functionaris dus die het stencilwerk coördineerde) een S'S-Hauptschariuhrer doodschoot; Kloostra werd zelf bij zijn arrestatie eveneens dodelijk getroffen. Bij die actie tegen de Haagse groep viel ook de leider van de plaatselijke sabotagegroep, Pieter Wapperom, in handen van de Sicherheitspolizei. Dan werd in april '43 in Haarlem een drukker gearresteerd die, gecamoufleerd als lid van de NSB, ruim twee jaar lang illegaal drukwerk voor de CPN vervaardigd had, en naast dit alles waren dan bovendien nog in september' 42 ca. honderdtwintig vooroorlogse functionarissen van de CPN opgepakt en als gijzelaars in het concentratiekamp Amersfoort opgesloten; uit deze groep werden, gelijk eerder vermeld, op 15 oktober' 42 inderdaad een aantal personen gefusilleerd.
Er ging van al deze acties van de Sicherheitspolizei annex de Nederlandse politie (men denke aan de NVM-zaak) een enorme druk uit, en vooral door
1 SD-A~lssenstelle-Amsterdam: "[ahresbericht 1942', p. 2.
Zoals wij in deel 4 uiteengezet hebben, vormden de illegale CPN' ers een elite uit de vooroorlogse partij. Mede door de golven van arrestaties was het vaak nodig dat een beroep gedaan werd op de medewerking van vooroorlogsecommunisten die men in eerste instantie voor deelneming aan het illegale werk niet uitgenodigd had. Aan dat beroep werd niet steeds gehoor gegeven. Eind' 42 werd in De Waarheid geschreven over 'talrijke gevallen van lafheid en onverschilligheid die wij geregeld'
ontmoeten." Het was voorgekomen dat partijleden opdrachten om opengevallen plaatsen in te nemen, geweigerd hadden. Dat werd met bitterheid vermeld en met diezelfde bitterheid was er iets eerder op gewezen dat de oproepen van De Waarheid om de arbeidsinzet in Duitsland door massaleacties onmogelijk te maken, geen effect hadden gehad: 'De Nederlandse arbeidersklasse heeft zonder noemenswaardig verzet de deportatie van haar beste zonen aanvaard. De massastaking. door onze krant gepropageerd als enig middel om deze deportatie tegen te gaan, is uitgebleven.f
De Jodendeportaties werden in dit verband niet genoemd, maar het spreekt vanzelf dat het Paul de Groot, hoofdredacteur van De Waarheid, niet ontgaan was dat ook zij niet tot massaleprotesten en stakingen geleidhadden.
Zelf was de Groot als Jood bijna in Duitse handen gevallen.
Medio oktober' 42 was het adres in Zutfen waar hij met zijn v:rouw en hun een-en-twintigjarige dochter Rosa ondergedoken was, 's nachts over
1 De Waarheid, 60 (12 dec. 1942), p. 8 2 A.v., 58 a (25 nov. 1942), p.'Laat maar komen'
, antwoordde de man, 'ik kan maar één dood sterven.'!
De Groot bleef daar maandenlang, tot hij weer in Zutfen onderdook op een ander adres dan waar hij zich met zijn vrouwen dochter verborgen had.
Zij beiden waren op 30 oktober' 42 naar Auschwitz gedeporteerd.
Begin aprilwerden twee leden van het driemanschap der CPN, Lou Jansen en Jan Dieters, gearresteerd, Dieters als eerste, Jansen drie dagenlater.
Opfebruari was in Amsterdam in het kader van een actie tegen De Waarheid Jan Jansen gearresteerd die na de Februaristaking de leiding van het district-Amsterdam der CPN van Jaap Brandenburg overgenomen had. Nadien wist het driemanschap zich extra bedreigd: veel van hun activiteit was aan Jansen bekend, Zij besloten, nieuwe onderduikadressen op te zoeken en tussen zichzelf en de illegale partij een nieuwe tussenschakel aan te brengen. Jaap Brandenburg en de AmsterdamSe communist Gerrit van den Bosch zouden met de directe partijleiding belast worden; zij zouden met het driemanschap uitsluitend in contact blijven: door middel van één vertrouwde koerier, P.O. C. Vosveld, een ruim dertigjarige communist die in Beverwijk woonde en die voor de oorlog een aantal jaren lang een van de zenders van Goulooze (de verbindingsman met de Komintern) in huis gehad had. Vosveld zou uitsluitend met Dieters die in Apeldoorn ondergedoken was, besprekingen ·voeren; Dieters zou dan zijnerzijds de Groot en Jansen inlichten. Afgesproken werd dat Vosveld op telkens apart vast te stellen data Dieters in ofbij Apeldoorn zou ontmoeten. Eind maart'werd de afspraak gemaakt dat Vosveld Dieters op vrijdagapril om twee uur 's middagsRapport van w. van Eerten (Zutfen), aangehaald invan der Voort:'Ruimzicht'
te Apeldoorn.! Vosveld zou bij die gelegenheid een nieuw persoonsbewijs voor Paul de Groot meebrengen. Maar hij had die dag nog meer te doen. 's Morgens om negen uur zou hij eerst in de Théophile de Bockstraat in Amsterdam een bespreking hebben met de nieuwe Amsterdamse districtsleider Jan Postma. Om die afspraken niet te vergeten had Vosveld ze samen met andere afspraken met kryptische aanduidingen genoteerd op een papiertje dat hij in de rand van zijn hoed verborgen had; de datum stond er niet bij.
Als gevolg van het 'doorslaan'
van een in Kennemerland gearresteerde communist werd Vosveld op donderdag I april om zes uur 's morgens gearresteerd. Hij moest zich aankleden en werd meegenomen naar de Aussenstelle van de Sicherheitspolizei in Amsterdam. Hij had zijn hoed opgezet. In die hoed werd het briefje gevonden. Wat betekenden die aanduidingen? Vosveld zweeg. Hem werd gezegd dat hij doodgeschoten zou worden als hij geen antwoord gaf. De hele donderdag zweeg hij en ook een groot deel van de vrijdag. Zijn weerstandsvermogen brak eerst toen hem in de kelders van het gebouw van de Aussenstelle in de Euterpestraat het lijk getoond werd van een hem bekende conununist die inlichtingen geweigerd had en die zich, na ernstig mishandeld te zijn, had opgehangen. Vosveld erkende toen dat hij in regelmatig contact stond met Postma en Dieters. Hij verklaarde ook zijn geschreven aantekeningen: hij zei dat hij met Postma op zaterdag' s morgens om negen uur een afspraak had in Amsterdam, met Dieters's middags om twee uur in Apeldoorn. Hij verklaarde zich bereid, beide ontmoetingen te laten doorgaan. Daarbij hoopte hij dat Postma en Dieters beiden uit het feit dat hij op vrijdag niet verschenen was, de conclusie zouden hebben getrokken dat er iets mis was.
Postma verscheen zaterdagochtend niet in de Théophile de Bockstraat. Vosveld herademde. Door 'SD'
ers' begeleid, reisde hij naar Apeldoorn en, door hen gevolgd, liep hij naar 'Ruimzicht'
. Hij ging er zitten. Tot zijn ontzetting zag hij er Dieters binnenkomen. Hij liet na, deze te waarschuwen. Buiten op straat werd Dieters gearresteerd. Dat werd door Paul de Groot gezien die met Dieters de afspraak gemaakt had dat hij hem even later inlijk voorkomt en bovendien in strijd zou zijn geweest met de veiligheidsregels die'Ruimzicht'
ontmoeten zou. Het is denkbaar dat bij dat laatste de Groots wens om zo spoedig mogelijk over het nieuwe pb te beschikken, een rol gespeeld heeft. Hoe dat zij, de Groot wist dat zijn eigen onderduikadres alsmede de onderduikadressen van Lou Jansen en van Jansens vrouwaan Dieters bekend waren. Hij vertrok onmiddellijk uit Apeldoorn naar een nieuwonderduikadres in Zwolle en gunde zich in zijn nervositeit de tijd niet om Jansen te waarschuwen.
Drie dagen later, op 6 april, werd Jansen te Eerbeek op het aan Dieters bekende onderduikadres van zijn vrouw gearresteerd. Dieters had het opgebracht, dat adres drie dagenlang te verzwijgen. Toen hij het prijsgaf, mocht hij aannemen dat de 'SD'
Jansen er niet meer zou vinden. Dieters had gezien dat zijn arrestatie door Paul de Groot gadegeslagen was en hij veronderstelde dat de Groot in die drie dagen wel tijd gevonden zou hebben, Jansen te waarschuwen. Diep verbitterd raakten zij beiden jegens de Groot toen hun bleek dat dat laatste niet het geval was geweest, en die verbittering droeg er toe bij dat zij uitvoerige politieke verklaringen aflegden jegens de Sicherkeitspolizei.
Zij werden ter dood veroordeeld en op 9 oktober' 43 gefusilleerd.
Wij keren naar Vosveld terug.
Hij had, zij het onder dwang, de Sicherheitspolizei een grote dienst bewezen. Tevreden was deze niet. Nog in Apeldoorn werd van Vosveld geëist dat hij voor maandagochtend 5 april een nieuwe afspraak met Postma zou maken. Hij beloofde dat en werd op zaterdagavond vrijgelaten. 'De SD'
ers', zo verklaarde hij na de oorlog, 'zijn daarop zonder mij vertrokken uit Apeldoorn.'!
Overwoog hij te vluchten? Stellig. Maar wat zou de Sicherheits polizei dan met zijn vrouwen drie kinderen doen?
Op maandagochtend bleef Postma met wie de nieuwe afspraak gemaakt was, weer weg. Op dinsdag 6 of woensdag 7 april dook Vosveld onder, 'omdat ik'
, aldus zijn naoorlogse verklaring, 'de mensen wilde bewijzen dat ik geen verrader was."
Hij nam met zijn gezin zijn intrek in een huisje te Nunspeet. Onmiddellijk werden zijn ouders en werd een groot aantal familieleden gearresteerd. De Sicherheitspolizei wist dat haar met Vosveld de koerier van de landelijke leiding der CPN ontsnapt was: zij moest en zou die man opnieuw in handen krijgen! Vermoedelijk werd het adres in Nun
1 Rechtbank Amsterdam, bijz. strafkamer: p.v. zitting inz. P.O.C. Vosveld (II okt. 1952), p. 17 (Doe 1-18z7, a-j). 2 A.v.'Ik ben toen gezwicht.'!
Van den Bosch werd op 23 april gearresteerd (en zou ruim een jaar later in Dachau sterven), Brandenburg en de derde communist kon Vosveldniet bereiken. Zijn familieleden werden begin mei vrijgelaten. Ook hijzelfkwam op vrije voeten. Met hulp van de Sicherheitspolizei verhuisde hij naar De Bilt; hij bleef haar van tijd tot tijd diensten bewijzen, hetgeen aan vijf of zes communisten het leven kostte. Tot hij er een clandestiene jeneverstokerij op na ging houden, betaalde de Sicherheitspoiizei hem maandelijks een bescheiden bedrag uit. Met zijn gemoedsrust was het gedaan: hij wist dat men in communistische kring zijn rol kende; geen dag ging voorbij waarop hem niet de vrees bekroop, vroeg oflaat geliquideerd te worden.
De arrestatie, eerst van districtsleider Jansen, daarna van Jan Dieters, vervolgens van Lou Jansen, betekenden een zware slag voor de illegale CPN. Daar kwam nog bij dat Paul de Groot na de uitschakeling van zijn twee collega's niet meer aan het illegale werk deelnam. Brandenburg heeft na de oorlog verklaard dat door de Groot verder contact geweigerd werd: hij had door een toeval de Groots onderduikadres ontdekt, was daar heen gegaan, had er een brief achtergelaten en de Groot had niet geantwoord. Een commissie van onderzoek daarentegen, ingesteld door het naoorlogse partijbestuur van de CPN, kwam tot conclusies die de Groot ontlastten: hij zou wel degelijk getracht hebben, weer in contact te komen met de illegale partijleiding, maar die leiding zou zich op het standpunt gesteld hebben dat de Groot voor de naoorlogse periode gespaard moest blijven, zij zou hem evenwel, in tegenstelling daarmee, in zijn onderduik geen enkele hulp geboden hebben. Wat is de waarheid? Wij durven geen oordeel uit te spreken. Eén feit staat vast: de Groot is in begin april' 43 '
passief' onder
1 A.v., p. 18.
Het gevolg was dat anderen de zwaargehavende illegale CPN moesten gaan leiden. Het schip was stuurloos geworden. Goulooze bracht telegrafisch aan Moskou rapport uit. Hij kreeg, aldus zijn biograafHarmsen, 'het advies, een oude vertrouwde partijgenoot te belasten met het vormen van een nieuwe leiding.'!
Goulooze koos er niet Brandenburg voor uit, maar de nieuwe Amsterdamse districtsleider Jan Postma. Natuurlijk had de partij tijd nodig om weer op adem te komen. De kracht die zij in de zomer van '43 zou kunnen ontwikkelen, zou heel wat geringer zijn dan in '41 en '
42 het geval was geweest. Die verzwakking deed zich overigens in een situatie voor waarin, door de Russische militaire successen en door het uitblijven van een Tweede Front in West-Europa, in sommige kringen sprake was van een groeiende angst voor de Sowjet-Unie en voor het communisme.