Nu, in de harten van veruit de meeste Nederlanders heersten geen gevoelens van rouw maar van vreugdevolle verwachting. Eén voorbeeld dunkt ons voldoende. In het Centraal Theater te Amsterdam waar het gezelschap van Cees Laseur optrad, verscheen die donderdagavond, nog voor het blijspel dat opgevoerd werd ten einde was, opeens een vertegenwoordiger van de directie op het toneel die meedeelde dat de voorstelling in verband met het einde van de strijd bij Stalingrad op bevel van de Duitse autoriteiten afgebroken werd. 'Hierop'
, aldus een NSB' er die zich onder het publiek bevond, 'ontstond er in de zaal een groot gejuich en gejoel. Veel mensen klapten in hun handen, er werd op de grond getrappeld en er werd geschreeuwd: 'Leve Stalin'
, enz. enz. Het was één grote demonstratie tegen Duitsland' 1_ een voor de Duitsers en NSB'ers dubbel pijnlijke demonstratie omdat de bevolking via de Londense uitzendingen al twee dagen wist dat bij Stalingrad niet meer gevochten werd. De bezoekers van het Centraal Theater reageerden dan ook niet op het hun al bekende bericht van het einde van de strijd - zij dreven de spot met de afgekondigde rouw. Dat zij dat publiekelijk deden, toonde aan dat zij zich over het effect van hun demonstratie geen zorgen maakten: Duitsland was opgeschreven - misschien zou het van de ene dag op de andere wel ineenstorten. Eindelijk! Vooral in Amsterdam ging geen week voorbij waarin men niet hoorde dat Joden gedeporteerd waren, en twee dagen eerder, 2 februari, had men uit de pers de jongste Duitse schanddaad vernomen: tien gijzelaars hadden zij gefusilleerd, nu in Haarlem. Het werd tijd dat het schrikbewind verdween!