Gotjé (die in een apart proces vier jaar gevangenisstraf kreeg) zat in die laatste dagen recht tegenover de dubbele cel (tevoren ziekenzaal) waarin de dertien ter dood veroordeelden opgesloten zaten. Rode, witte en blauwe bloemen stonden er op een tafeltje, elke avond zongen de dertien gezamenlijk het Wilhelmus en andere vaderlandse liederen. 'Ik: verbaasde mij', schreef Gotjé later, 'over de opgewektheid van de jongens. Zij lachten, debatteerden en lazen om beurten hoofdstukken uit de bijbel voor.'
Halberstadt had zich hervonden: 'Henri Halberstadt was na een paar dagen weer een gewoon mens geworden Arondeus en Brouwer waren steeds opgewekt; zij bezielden hun kameraden door hun lichtend voorbeeld/"