Prijsbeheersing was het noodzakelijk complement van de distributie. De overheid kon zich de grootste moeite geven 0111, wat de schaars wordende goederen zelf betrof, te bereiken dat deze in vaste hoeveelheden en met regelmaat op de honderdduizenden verkooppunten arriveerden, maar het doel van die distributie: te waarborgen dat een ieder de hem toekomende rantsoenen kon aanschaffen,zou goeddeels gemist worden als men het prijspeil niet in de hand hield. Bedrijfseconomisch zou een geleidelijke, stevige stijging van de prijzen overigens heel wel te verdedigen zijn geweest, zeker bij die bedrijven die hun prijzen reeds plachten vast te stellen volgens de Z.g.'40 werden de prijzen op de agrarische sector, teneinde daar de productie te stimuleren, stevig verhoogd en menig agrarisch product was natuurlijk grondstof voor bepaalde industriële bedrijfsrakken.'
In de zomer van '40 werden alle prijzen op het peil van 9 mei'
40 gestabiliseerd, met uitzondering evenwel van de prijzen voor onroerende goederen, importartikelen, diensten op de vervoerssector en agrarische producten. Afgezien van het feit dat al spoedig tal van prijsverhogingen geconstateerd werden die met die stabilisatie in strijd waren, vloeide alleen al uit de toegestane prijsverhogingen voort dat reeksen andere prijzen billijkerwijs óók verhoogd moesten worden. Dit vergde een aparte dienst. Welnu, in november '40 benoemde Hirschfeld een Gemachtigde voor de Prijzen, mr. H. C. Schokker, en begin januari' 41 kondigden Hirschfeld en Tenkink (Justitie) het Prijsbeheersingsbesluit af, 2 hetwelk o.m. bepaalde dat elk die een door de dienst van Schokker vastgestelde prijs opzettelijk zou overtreden, gevangenisstraf tot een maximum van tien jaar zou krijgen en/of een geldboete van onbeperkte hoogte. Gevangenisstraffen zouden slechts door de rechter opgelegd kunnen worden maar voor de geldboetes was ook Schokkers dienst competent; deze kon bovendien een bedrijf dat in overtreding was, stilleggen. Dit tuchtrecht zou uitgeoefend worden door vijf inspecteurs van de prijsbeheersing wier districten samenvielen met die der gerechtsva (Verordeningenblad,
Men ziet: gestraft kon eerst worden wanneer vastgestelde prijzen overtreden waren. Die vaststelling had heel wat voeten in de aarde. 'Eerst in de zomer van '
41, dus een vol jaar te laat, werden', aldus dr. B. Pruijt in zijn belangrijke studie Prijsbeheersingspolitiele (1949), 'de doeleinden van de prijsbeheersingspolitiek scherp geformuleerd. In plaats van de compromissen van groepsbelangen kon toen komen een bewust nastreven van doeleinden, gebaseerd op het algemeen belang.'!
Dat algemeen belang werd nagestreefd niet alleen door (behalve op de agrarische sector) elke prijscalculatie op basis van de vervangingswaarde af te wijzen maar ook door de rente- en winstnormen drastisch te verlagen. Hadden die normen aanvankelijk telkens 5 % mogen bedragen, nu ging men er van uit d~t de rente op het bedrijfskapitaal niet meer dan 4 % mocht zijn en dat daarbovenop slechts 2 % winst mocht worden gemaakt. De nieuwe prijzen werden geleidelijk per bedrijfstak vastgesteld waarbij men van de calculatie van een gemiddeld, goedgeleid bedrijf uitging; inefficiënte bedrijven werkten dus met verlies, bedrijven die extra-goed geleid werden, konden extra-winst maken. Anders dan in Duitsland, waar men er slechtsvan uitging dat een individueel bedrijf geen oorlogswinst maken mocht, werd door het Nederlandse stelsel de efficiency bevorderd; het hoofd van de Abteilung Preisbildung van Fischböcks Generaileommissariat, dr. K. Trabold (een redelijk man, geen Nazi), achtte het Nederlandse systeem dan ook beter dan het Duitse maar kon de Duitse autoriteiten, in de eerste plaats zijn Haagse chefFischböck, die begin '42 in Duitsland Reichshommissar für die Preisbildung werd (hij combineerde die nieuwe functie met zijn taak in Den Haag), niet voor het Nederlandse systeem.winnen.
Dat systeem had één praktisch nadeel: het was moeilijker toe te passen dan het Duitse doordat men eerst in een bepaalde bedrijfstak moest nagaan wat eigenlijk de gemiddelde, goedgeleide bedrijven waren. Veelal bleek dat onmogelijk; dan nam men zijn toevlucht tot het theoretische begrip 'normbedrijf'
. Hoe dat begrip toegepast moest worden, werd eerst in de lente van '42 op schrift gesteld en nadien bleven toch nog tal van afwijkingen naar boven of beneden mogelijk. Schokkers dienst beperkte zich daarbij tot de industriële bedrijven (en wist in de herfst van' 42 bij Seyss-Inquart te bereiken dat de rijksbureaus van handel en nijverheid hun bevoegdheden op dit terrein verloren) - vaste normen voor de handel, het ambacht en het verkeerswezen werden niet vastgesteld.
1 B. Pruijt: Prijsbeheersingspolitiek, P: 299-300.
In april' 43 kreeg Schokker, die NSB' er was (zijn dienst die in totaal meer dan zeshonderdvijftig medewerkers omvatte, was overwegend 'goed"
), last met zijn inspecteurs: enkelen hunner weigerden, personen die in overtreding waren, als 'zwarthandelaren'
te betitelen, aangezien zij niet het risico wilden lopen dat de overtreders ter bestraffing naar Duitsland overgebracht zouden worden; die inspecteurs werden ontslagen, als eerste jhr. mr. J. W. Th. Serraris (inspectie-Den Bosch) - hem zal de lezer in deel Ia opnieuw tegenkomen.
Prijsovertredingen waren schering en inslag. Gemakkelijk was het constateren niet? het vergde medewerking van de politie die al zoveel te doen had. 'Prijscontroleurs'
gingen de politie bijstand verlenen. Over gebrek aan werk hadden zij niet te klagen. In '41 werden ruim 28 000, in '42 ruim 93 000 en in '
43 II9 000 overtredingen vastgesteld (de cijfers over' 44 zijn onvolledig). In '41, '42 en '
43 werd in totaal f 45 mln aan boete opgelegd, een kleine duizend bedrijfjes werdcri gesloten en inmeer dan 20 000 gevallen werdcri partijen goederen in beslag genomen.ê
Zijn prijsbeheersing en prijscontrole effectief geweest? Uiteraard niet over de gehele linie. Bij een groot aantalopdrachten van de Wehrmacht, speciaal op de bouwsector, was van controle geen sprake; de arbeiders kregen daar 'zwarte'
lonen uitbetaald en de rekeningen welke de 'bunkerbouwers'
aan instanties van de Wehrmacht en de Organisation Todt voorlegden, werden tot grote ergernis van Trabold als regel niet eens gecontroleerd. Dan was er de zwarte handel die zich geheel van de officiële prijzen losgemaakt had. Het zou aanbevelenswaardig geweest zijn indien de Centrale
Met die beperking willen wij er dan op wijzen dat de Nederlandse overheid er beter in geslaagd is dan nagenoeg elke overheid elders in Europa om de algemene stijging van het prijspeil te beperken. Stelt men '39 op 100, dan was het indexcijfer van de groothandelsprijzen in '44 bijvoorbeeld in Frankrijk 265 tegen 151 in Nederland! - met dat al toch een stijging van ruim 50%, èn een stijging die haar onvermijdelijk effect had op de kosten van levensonderhoud. Globaal willen wij daarvan zeggen" dat deze wel van ,40 op '41 het sterkst stegen maar dat die stijging in later jaren toch voortgezet werd, zodat de algemene kosten van levensonderhoud in de zomer van '44 ongeveer 50 % boven het vooroorlogse peillagen en de kosten van levensonderhoud in arbeidersgezinnen ongeveer 40 % boven dat peil. De kosten van voeding alléén waren nog iets sterker gestegen.
Welnu: de lonen waren daar bij ten achter gebleven.