Wij herinneren er aan dat volgens een Duits rapport in '43 I4 % van de totale nieuwbouw waarover Duitsland de beschikking kreeg (oorlogsschepen èn handelsschepen) afkomstig was van Nederla.ndse werven. Daarnaast werden op die werven talrijke Duitse schepen gerepareerd. In bescheiden mate vonden ook reparaties van Nederlandse schepen plaats. Van het totaal aantal bij de I20 grootste werven gemaakte man-uren had in het vierde kwartaal van '42 nog bijna een kwart betrekking op de reparatie van Nederlandse schepen, in het eerste kwartaal van '44 bijna een vijfde. Nieuw bouw vond nagenoeg uitsluitend voor de Duitsers plaats; van de aan nieuwbouw bestede man-uren had in het vierde kwartaal van '42 slechts 4% op Nederlandse schepen betrekking, in het eerste kwartaal van '«9At/firagsverlagerungFijnmechanische en optische industrieIndustrieLeveranties, verplichteMetaalindustrieVelsen, A. vanVliegtuigindustrie, NederlandseZentralaufiragsstelleSCHEEPSBOUWminder dan de helft daarvan: 1,8%. Beide soorten werk bijeengeteld, werkten de werven eind' 42 voor 89 % in Duitse opdracht, begin' 44 voor 92 %. Natuurlijk waren al die opdrachten in het belang van de Duitse oorlogsproductie; immers, indien Nederlandse werven schepen bouwden die niet aan gevechtshandelingen konden deelnemen (koopvaardijschepen, riviertankschepen, baggerschuiten, bergingsvaartuigen, sleepboten, kolenschepen en trawlers), dan stelden zij de Duitse werven in staat, meer oorlogsschepen te produceren. De precieze verdeling tussen de civiele en de militaire opdrachten is ons niet bekend, maar wij durven wel stellen dat uit een oogpunt van militaire productie geen Nederlandse industriële sector in absolute èn in relatieve zin zo belangrijk geweest is voor de Duitsers als de scheepsbouw.