'Nederland dat in de eerste drie bezettingsjaren in zijn gedragingen over het algemeen, zij het vaak met lood in de schoenen, met de bezetter in de pas liep, is zich', zo schreven wij in de laatste alinea van ons vorige deel, 'in het vierde jaar duidelijker gaan verzetten, meer dwars gaan liggen'; wij brachten de 'ommekeer'
toen in verband met de 'bevrijdende werking'
die van de April-Meistakingen is uitgegaan.
gearresteerd; hoewel hij bijna doodgemarteld werd, noemde hij geen enkele naam van zijn illegale relaties. Hij overleed korte tijd later in een Duits concentratiekamp. De titel van de geciteerde verklaring hing samen met het feit dat een van de medewerkers van Radio Oranje in november '44 op grond van onjuiste inlichtingen uit bezet gebied Gulden een V-Mann van de Sicherheitspolizei genoemd had.
1 Notitie, 22 aug. 1944, van W. Brück voor Rauter (HSSI4PF,
Die 'ommekeer'
is, zo menen wij, ten duidelijkste gebleken uit de feiten en cijfers die wij in dit hoofdstuk vermeld hebben. Laat ons de voornaamste nog eens weergeven.
Wat de inlevering van de radio's betreft: alle dreigementen en straffen ten spijt, hebben van I 060 000 houders van luistervergunningen ca. 260 000 (ruim 25 %) geen enkel toestel ingeleverd. Onze schatting was dat bovendien van de ca. 800 000 luisteraars die de inleveringsplichr nakwamen, 100 000 à 200 000 in plaats van het door hen gebruikte toestel een ander, als regel onbruikbaar toestel ingeleverd hebben. Telt men dan ook nog de groep der 'zwarte luisteraars'
mee, dan is de schatting dat begin '44nog ca. 400 000 toestellen aanwezig waren (de toestellen der 'foute'
Nederlanders niet meegerekend), eerder aan de lage dan aan de hoge kant. Door middel van Rauters beschikking had de bezetter willen voorkomen dat grote groepen Nederlanders bleven doen wat zij sinds de zomer van '40 gedaan hadden: dagelijks luisteren naar het Geallieerde oorlogsnieuws en naar de radiocommentaren uit Londen. Dat was hem maar ten dele gelukt.
Wij beschreven vervolgens de 'artsencrisis'
. In juni' 43 deden ruim zeventienhonderd artsen de Reichskommissar weten dat zij, als op medisch gebied aan het nationaal-socialisme ontleende voorschriften gegeven werden, bereid waren 'vrijheid en leven in de waagschaal te stellen'
. De bezetter gaf opdracht, die ruim zeventienhonderd artsen te arresteren, Men kreeg er ca. vierhonderd in handen; de dertienhonderd overigen waren ondergedoken, samen met talloze andere artsen. Welliet de oplossing van deze crisis (de excuus-brief aan Seyss-Inquart) het prestige van de leiding van Medisch Contact niet onaangetast, maar in mei '44 werden door die leiding geïnspireerde brieven waarin tegen allerlei maatregelen van de bezetter geprotesteerd werd, toch weer door meer dan zes-en-dertighonderd artsen ondertekend en verzonden. De 'foute'
Nederlandse Artsenkamer was toen in feite al ter ziele gegaan - de drie andere 'foute'
medische Kamers trof hetzelfde lot.
Daarna gaven wij weer wat met de studenten en in de wereld van het hoger onderwijs gebeurde. Begin mei' 43 hadden van de veertienduizendzeshonderd studenten, onder wie vermoedelijk ca. tweeduizend vrouwelijke studenten, elfduizend nog steeds niet de voorgeschreven loyaliteitsverklaring ondertekend. Op 5 mei ging tot de ruim negenduizend mannelijke studenten'weigeraars'
Rauters bevel uit dat zij zich de volgende dag bij de Komman deure der Sicherungsbereiche moesten aanmelden, zulks op straffe van maatregelen niet alleen tegen henzelf maar ook tegen hun ouders of voogden. Ruim twee-en-vijftighonderd studenten (bijna drie-vijfde dus) legden die'tekenaar'
zijn studie voortzette of begon. In de cursus' 43-'
44 waren overigens slechts ca. tweeduizend studenten officieelingeschreven. Wij vermeldden tenslotte nog dat een groot deel van de hoogleraren en lectoren in maart' 44 bij secretaris-generaal van Dam protesteerde tegen de dwang die op de studenten uitgeoefend was, en dat de senaat van de Technische Hogeschool te Delft die begin april' 43 met grote meerderheid besloten had, de studenten tot het tekenen der loyaliteitsverklaring te adviseren, in juni' 44 met een nog groter meerderheid besloot, dat advies publiekelijk te betreuren.
Veel aandacht besteedden wij aan de arbeidsinzet. Inderdaad heeft in de periode mei '43-jWli '
44 geen element uit het Duitse optreden groter beroering gewekt in het land dan de voortdurend met nieuwe middelen herhaalde pogingen van de bezetter om tienduizenden Nederlanders te dwingen, in Duitsland te gaan werken, zij het dat daarbij onder invloed van Speer en Fiebig sterker dan vroeger rekening gehouden werd met de wenselijkheid om het Nederlandse bedrijfsleven niet te zeer te verstoren. Dat laatste leidde er toe dat van de naar schatting tweehonderdveertigduizend ex-militairen die zich van begin mei tot begin augustus voor afvoer in krijgsgevangenschap in Amersfoort en -Assen moesten aanmelden (zulks met het doel hen in Duitsland tewerk te stellen), zeer velen een Ausweis konden meebrengen op grond waarvan zij van afvoer vrijgesteld werden. Die Ausweise werden spoedig nagemaakt. Afgevoerd werden in totaal ca. elfduizend ex-militairener zijn voorts in totaal misschien tienduizend geweest die in het geheel niet in Amersfoort of Assen verschenen. De neiging om daar weg te blijven die in mei duidelijk aan de dag trad (van het lagere beroepskader bleefin die maand een kwart weg, vervolgens van de militairen van het regiment grenadiers en de daaruit voortgekomen eenheden twee-vijfde), werd, zo veronderstelden wij, nadien zwakker doordat de Ausweise zo gemakkelijk te krijgen waren en de Wehrmacht-controle weinig om het lijf had.
Ook Fischböcks beschikking van IS maart '43 waardoor de '
luxe-bedrijven' opgeheven werden en de uitoefening van een reeks '
luxe-beroepen'
De meeste krachten moesten voor de arbeidsinzet vrijgemaakt worden door drie verschillende soorten actie: het 'uitkammen'
der bedrijven (in ,42 begonnen, in '43 voortgezet), de Z.g. jaarklassen-acties en de Z-Karten procedure. Wat de jaarklassen-actiesbetreft, herinneren wij er aan dat in eerste instantie van de een-en-twintig- en twee-en-twintigjarigen die in mei opgeroepen werden zich bij de GAB's aan te melden, 30% niet kwam opdagen en dat in tweede instantie in augustus van de negentien- tot en met een-entwintigjarigen die Seyss-Inquart als 'gesloten groepen'
naar Duitsland wilde laten overbrengen (bijna alle vroeger verleende AusUleise werden toen ingetrokken), meer dan veertigduizend personen (22 %) Of niet bij de GAB's, of niet ter keuring, Of niet op de vertrekstations kwamen opdagen - en van degenen die wèl vertrokken, verliet een deel de trein voor de Duitse grens bereikt was. Bij die keuringen werden overigens veelvuldig ziekten gesimuleerd, zulks met medewerking van artsen en assistenten.
Nog uitgebreiderwas de tegenwerking van de Z-Karten-procedure die zich in de eerste helft van '44 tot het gehele bedrijfsleven uitstrekte, met uitzondering slechts van de agrarische sector. Volgens schatting werden door een kwart tot de helft van alle bedrijven de Z-Karten niet eens aangevraagd. Alle paperassen die bij de gecompliceerde procedure een rol speelden, werden op grote schaal nagemaakt, bij de Duitse bureaus werd verwarring gewekt door veelmeer dan 100 000 gefingeerde Z-Karten in te leveren (alleen al de KP had in één actie 100 000 blanco kaarten buitgemaakt). Ook talrijke onderdelen van de organisatie-Woltersom werkten de bezetter tegen en, niet te vergeten, de GAB's alsook de overheidsorganen die nu 20% van allen die bij hen in dienst waren, voor de arbeidsinzet moesten aanwijzen maar die op tal van manieren de uitzendingen wisten te beperken en te vertragen.
In het derde jaar van de bezetting (mei '42-a pril '
43) waren in totaal ca. honderdzestigduizend werkkrachten naar Duitsland 'bemiddeld'
, in het vierde (na de April-Meistakingen dus) werdcri het er, de versterkte Duitse druk ten spijt, slechts honderdzevenduizend; van die honderdzevenduizend werden ruim drie-en-negentigduizend in de eerste helft van dat vierde jaar voor vertrek aangewezen en nog geen veertienduizend in de tweede helft. De 'bemiddeling'
was vrijwel tot stilstand gekomen.
Van de 'weigeraars'
van de arbeidsinzet en van de 'contractbrekers'
(begin ,44 waren er volgens een Duitse schatting ca. tachtigduizend 'contractbrekers'
) waren verscheidene tienduizenden ondergedoken. Rauter liet op die' 43 af grootscheepse razzia'
s uitvoeren zowel op het platteland alsin de steden, waartoe de Ordnungspolizei en de Waffen-SS, later ook de Nederlandse Landwacht ingeschakeld werden. Daarbij werd ook naar andere onderduikers (Joden en studenten bijvoorbeeld) gespeurd. Men kreeg aldusin de periode mei' 43-juni'
44 enkele duizenden niet-Joodse onderduikers in handen die hoofdzakelijk via de concentratiekampen Amersfoort en Ommen oostwaarts gevoerd werden. Die razzia's wekten niet alleen veel verontwaardiging terwijl zij plaatsvonden, maar zij gaven bovendien aan een groot deel van de mannelijke bevolking het gevoel, constant bedreigd te zijn; men zorgde er voor, steeds diverse Ausweise of Bescheinigungen bij de hand te hebben (echte of nagemaakte) op grond waarvan men buiten de greep van de bezetter kon blijven.
En tenslotte gaven wij weer hoe de opzet waar Rauter zich persoonlijk zoveel moeite voor gaf: de invoering van de tweede distributiestamkaart teneinde de onderduikers te forceren boven water te komen ('tveil sie nichts zu essen beleommen'), een falikante mislukking werd, enerzijds door de directe acties van de Knokploegen en de Persoonsbewijzencentrale, anderzijds door grootscheepse tegenwerking van het overheidsapparaat uit dat daartoe gestimuleerd werd door de illegale pers en Radio Oranje en dat, hetgeen bij uitstek belangrijk was, concrete aanwijzingen kreeg van illegale organisaties als het Nationaal Comité van Verzet, de Verzetsgroep-TD en vooral de LO.
De Duitse acties en de daardoor uitgelokte tegenacties van Nederlandse kant hadden een belangrijk effect op de gehele situatie in bezet gebied. Door de grimmige Rauter werd in het gehele land een sfeer van grimmigheid gewekt. Tegenwerken werd het parool - nu ook, zoals wij in hoofdstuk I van dit deel onderstreepten, bij grote delen van het bedrijfsleven en bij talrijke rijksbureaus en onderdelen van de organisatie-Woltersom. Die tegenwerking vergde wèl dat degenen die er zich voor beijverden, de redelijke zekerheid hadden dat zij zich, als zij tegen de lamp dreigden te lopen, onttrekken konden aan de greep van de in het gehele land opererende Sicherheitspolizei. Onze schatting was dat het totaal aantalonderduikers begin' 44 de honderdduizend al overschreed. De zorg voor die onderduikers betekende dat de'ander Nederland'
was bezig te ontstaan: weerbaarder, recalcitranter.