Is zulk een beschrijving niet tekenend voor het 'andere Nederland'
dat na de April-Meistakingen ontstaan was? Dat wil niet zeggen dat sommige drukkerijen, cliché-inrichtingen en stempelfabrieken niet al eerder tot allerlei vormen van steun aan het illegale werk overgegaan waren (in '41 waren al de eerste gedrukte illegale bladen verschenen), maar naar het beeld dat Coolen in de aangehaalde passage neerlegde, had men vóór de grote stakingsbeweging vergeefs gezocht. Hoe moeizaam was het begin der pioniers! Hoe moest een groep als die van Gerrit van der Veen zwoegen om de eerste honderden primitief nagemaakte persoonsbewijzen gereed te krijgen! Maar in de tweede helft van '43 en vooral in de loop van '
44 ontstond een situatie waarin de illegaliteit zich niet alleen belangrijk uitgebreid had maar ook, als functie van die uitbreiding, talrijke gespecialiseerde organisaties kende die elk voor zich een onderdeel van het illegale werk voor hun rekening namen. De LO behoefde zich als LO geen zorgen te maken over het veranderen van persoonsbewijzen en het vervaardigen van valse papieren: voor het eerste zorgde de Persoonsbewijzensectie, voor het tweede de Falsificatiecentrale. Men zou deze als 'hulpdiensten'
kunnen aanduiden; dat er nog meer van die hulpdiensten waren, zal uit het vervolg van ons relaas. blijken. Anderzijds zouden wij willen opmerken dat hoezeer ook bepaalde organisaties een gespecialiseerd karakter droegen, het zeker bij de leidende figuren in de illegaliteit niet zo was dat zij zich in hun eigen activiteit strikt tot één vorm van werkzaamheid beperkten. Dat was niet alleen in strijd met hun aard maar als regel ook met hun persoonlijke ontwikkeling als illegaal werker. Van meet af aan hadden zij gedaan wat hun hand te doen vond - dat was veel, en het lag op verschillende terreinen. De sterkste persoonlijkheden viel het moeilijk, zich van één of meer van die terreinen terug te trekken om zich op de resterende te concentreren. Integendeel, juist in hen leefde een haast onstuitbare drang om op nieuwe terreinen van werkzaamheid de prikkel te zoeken die van nieuwe vormen van actie uitging. Misschien gold dat voor niemand sterker dan voor Gerrit van der Veen.