Dat de door Gerrit van der Veen opgerichte falsificatiegroep als 'de Persoonsbewijzencentrale'
aangeduid werd, had zijn goede reden: de groep was begonnen met het namaken van persoonsbewijzen, zulks in de zomer van '42, maar daar bleef het niet bij. De ene falsificatie na de andere werd in productie genomen. Daartoe behoorden paperassen die voor het Z.g. Ariseren van Joden nodig waren (de PBe die van meet af aan een groot deel van zijn nagemaakte pb's aan Joden had doen toekomen, had talrijke relaties in Joodse kringen) maar in de zomer van '43 ook de witte, blauwe en bruine Ausweise.
'De meeste nagemaakte '
bruintjes' waren'
, aldus het verzamelwerk Onderdrukking en Verzet,
'zeer bruikbaar; toch ruilde men ze bij de contacten op de gewestelijke arbeidsbureaus wel eens om voor echte, zodat zo'n officiële instantie de valse uitreikte. Niet zonder humor was het dat een Knokploeg, die hiervan niet op de hoogte was, ergens in Overijssel zulke valse Ausweise
'kraakte'
: de illegaliteit kreeg zijn eigen vervalsingen toen weer als echt in handen.'!
Behalve de Ausweise werden in de eerste maanden van '44 door de PBe ook tweede distributiestamkaarten nagemaakt, en niet zo weinig (75000, deelde van der Veen begin april aan de Raad van Verzet mee waar hij lid van was), bovendien ook 16 000 tabaksbonnen (in de spanningen van het illegaal bestaan was roken voor menige illegale werker een levensnoodzaak) Stempels werden door de PBe bij honderden nagemaakt. 'Het begon'
, zo schreeflater H. F. van der Hulk, afdelingschef bij Van Leers Clichétabriek te Amsterdam,
'met tientallen stempels per dag en daarna volgden de cliché'
s voor de persoonsbewijzen, bruine Ausweise, enz. . .. De falsificatie nam zo'n omvang aan dat er dikwijls acht mensen dag in, dag nit voor Duwaer en van der Veen bezig waren en er soms 200 cliché's per dag, natuurlijk meest kleine dingen, geleverd werden/>
Moesten voor deze falsificaties eerst tekeningen vervaardigd worden, dan namen ontwerpers die taak voor hun rekening - van der Veen zelf had niet langer tijd om zich met deze onderdelen bezig te houden. Hij leidde de organisatie die bijvoorbeeld de 200 cliché's die per dag afgeleverd werden,J.7' 43 begin'
44 in het werk voor de PBe een volledige dagtaak vonden, is niet precies bekend - wellicht waren het er omstreeks honderd. Al dat werk vergde veel geld. Tot het illegale Nationaal Steunfonds ('de bankier van het verzet'
) in de bres sprong, is, schijnt het, een groot dee! van dat geld verkregen doordat personen die over het nodige geld beschikten, voor een nagemaakt pb een behoorlijk bedrag betaalden, soms zelfs f 300 off 400. 1 Van der Veens groep heeft van verscheidene drukkers hulp ontvangen; bijna twee jaar lang was Frans Duwaer, directeur van de Amsterdamse Drukkerij J. F. Duwaer & Zonen, van hen de belangrijkste. Duwaer heeft, aldus een van van der Veens medewerkers, W. B. Vreugdenhil,
'alle zondagen aan dat drukken gegeven, want het moest gebeuren als er niemand in de drukkerij was en er mocht ook geen spoor achterblijven van het elandestien werk. Aan het einde van de werkdag moest alles weer precies op zijn plaats gelegd worden. Alle sporen moesten verdwijnen en de gezellen troffen maandag de machines en de gehele drukkerij weer aan zoals zij die zaterdag hadden achtergelaten. Dat betekende dat wij de as van onze sigaretten in het bovenzakje van onze overalls deponeerden om vooral geen as op de grond te morsen; dat elk papiertje, elke interlinie, elke inktspatel weer precies zo neergelegd moest worden als zij aangetroffen waren. Alle kleur- en toestelproeven" werden op een groot papier gedeponeerd om ze tezamen in de oven van de centrale verwarming te verbranden. Ik geloof niet dat ooit iemand van de drukkers gemerkt heeft dat er zondags gewerkt werd - en mochten zij het gemerkt hebben, dan hebben zij prachtig gezwegen .
. . . En Frans drukte. Hoe? Lijdende aan een ernstige maagkwaal, die hem dikwijls het staan en zitten tot een pijniging maakte, stond hij uren lang aan de pers in te leggen, steeds weer het resultaat kritisch beoordelend en verbeteringen aanbrengend waar die nodig waren, zonder morren, zonder klagen, urenlang. Even werd gepauzeerd om het meegebrachte boterhammetje te eten en dan weer doorgewerkt tot het donker werd. Dit bijna twee jaar lang, iedere zondag, met een korte onderbreking in het voorjaar van 1943, toen hij een ernstige maagDe groep-van der Veen heeft daarnaastbelangrijke financiëlesteun ontvangen van enkele vermogenden, onder wie de aannemer F.J. van der Meyden. Deze had in de zomer vanopdrachten van Duitse militaire instanties aanvaard, maar toen hij daarmee van eindaf doorging, deed hij zulks in overleg met van der Veen.Het 'toestellen'
was nodig tot de drukmachine scherp drukte en precies op de juiste plaats. 7 I
Gelijk reeds vermeld: Duwaer heeft voor van der Veens PBC, afgezien van andere falsificaties, tussen de 60000 en 70000 nagemaakte pb's gedrukt en veel wijst er op (dat is op zichzelf trouwens plausibel) dat het tempo van aflevering voortdurend toenam. In de vergadering van de Raad van Verzet die op IS maart '44 plaatsvond, deelde van der Veen mee dat de PBC 800 pb's per week afleverde, en drie weken later, op 5 april, zei hij dat in die drie weken inderdaad 2400 nieuwe pb's gereedgekomen waren. Toen was dus een peil bereikt dat met een jaarproductie van 40 000 pb's overeenkwam. Van de productie ging eind '43-begin '
44 ca. twee-derde naar de LO toe.
Wat de pb's betrof, bleef het niet bij het drukken: voorzover de PBC nagemaakte pb's rechtstreeks aan illegale werkers en onderduikers verkocht of doorgaf, trad ze ook als de instantie op die voor het invullen zorg droeg alsmede voor het afstempelen met nagemaakte stempels en, niet te vergeten, voor het nummeren. Dat nummeren was een heel probleem want de nummers moesten precies gelijken op die welke in de echte pb's in de drukkerij van de fa. Enschedé met speciale numeroteurs aangebracht werden. Lange tijd moest de PBC die nummers zo goed mogelijk namaken; zij werd eerst van die moeilijkheid verlost toen ze, vermoedelijk begin '44, in het bezit wist te komen van enkele uit de drukkerij van Enschedé afkomstige numeroteurs. Zo ging het ook met de beruchte paarse drukinkt. Duwaer Iiad de kleur goed kunnennabootsen maar hij kon geen drukinkt krijgen die onzichtbaar werd tegen het licht van een kwartslamp. Een hoeveelheid van die drukinkt kreeg men evenwel in april '44 elandestien geleverd door een relatie bij de Algemene Landsdrukkerij.
Dat contact bij de Algemene Landsdrukkerij was niet door van der Veen gelegd maar door een Haagse medewerker van zijn groep, Frits Reinder .Boverhuis. Van der Veen had in die tijd overwogen, een overval te plegen op een van de papierfabrieken van de fa. van Gelder waar het karton voor de echte pb's vervaardigd werd. Dat plan bleek onuitvoerbaar. Boverhuis stelde een beter plan voor: een overval op de Algemene Landsdrukkerij waar nog steeds regelmatig pb's gedrukt werden. Er waren per jaar alleen al -voor diegenen die vijftien jaar werden, een 200000 nieuwe pb's nodig, bovendienmoesten voortdurend voor pb's die verloren waren gegaan (o.m, door de acties van de Knokploegen), nieuwe gedrukt worden. In die nieuwe
Cl. W. B. Vreugdenhil in: Frans Duwaer (van zijn vrienden), p.'Nederlander'
dat aanvankelijk in de paarse tekstdruk voorkwam, was opgenomen in de zwarte waarin ook de code-aanduidingen voor de gemeenten ('A 35'
voor Amsterdam bijvoorbeeld) gedrukt werden. Men was in de illegaliteit die nieuwe pb's gaan aanduiden als '
zwarte Nederlanders'. Had de Sicherheitspolizei met die wijziging te maken gehad? Vermoedelijk wel. Immers, van de herfst van '43 af waren de pb'
s die 'achterom'
aan de illegaliteit in handen gespeeld werden, alle 'zwarte Nederlanders'
en op die 'zwarte Nederlanders'
kon dus bij controle extra gelet worden. I Niettemin: toen de relatie van Boverhuis deed weten dat zich steeds grote hoeveelheden 'zwarte Nederlanders'
in de kluis van de Algemene Landsdrukkerij bevonden, besloot van der Veen te trachten zich op een bepaalde dag de kluisvoorraad toe te eigenen. Voor allerlei acties werkte hij nauw samen met een DuitsJoodse vluchteling, Gerhard Badrian, een man van grote onverschrokkenheid die van een vroeg stadium af aan allerlei vormen van verzet deelgenomen had. Badrian was er in '43 in geslaagd, een SS-uniform te bemachtigen. Hij wist precies hoe hij een arrogante Duitse SS-officier spelen moest en was er, zich daarvoor uitgevend, een keer in geslaagd, met behulp van een vervalste Übernahmeschein enkele illegale werkers los te krijgen uit het Amsterdamse hoofdbureau van politie. 2 Welnu, ook bij de overval op de Landsdrukkerij zou Badrian als officier van de Sicherheitspolizei optreden: het gebouw moest 'gecontroleerd'
worden.
Van der Veen en Badrian hadden een goed contact met een Amsterdamse rechercheur, Corrielis Verbiest, die de beschikking kon krijgen over een politieauto. In die auto reden van der Veen, Badrian, Verbiest en nog twee medewerkers van de PBC: Hans van Gogh en FranciscusMeijer, op zaterdagochtend 29 april naar Den Haag, waar zij een aantal andere helpers onto7 1'controle'
aan. Hij werd met van der Veen, Verbiest, van Gogh en Meijer toegelaten. Aan de bedrijfsleider werd gelast, de voorraad in de kluis te tonen. Daar werd de man gegrepen en geboeid - er werd hem een prop in de mond geduwd. In de kluis lagen vellen pb's die nog ongesneden waren. Vellen met in totaal 10000 pb's werden opgerold. Met de rollen ging men naar boven waarbij de bedrijfsleider hulp verleende. Deze had namelijk duidelijk gemaakt dat hij iets te zeggen had. De prop was uit zijn mond genomen en de overvallers hadden toen vernomen dat zijn vrouwelk moment bevallen kon; hij had zich ook tot hulp bereid verklaard. Het plan was toen snel gewijzigd: de bedrijfsleider werd meegenomen. In de buurt van Leiden werd hij afgezet.
Het was voor het eerst dat een illegale organisatie een zo groot aantal echte pb's in handen gekregen had. De zwarte opdruk was er nog niet in aangebracht. Dat was een groot voordeel: de PBe kon nu de gemeenteaanduidingen drukken waaraan de in een bepaalde streek wonende illegale werkers en onderduikers behoefte hadden. Men gaf de 'zwarte Nederlanders'
overigens niet te snel uit (na de 'kraak'
bij de Algemene Landsdrukkerij was decontrole juistvan die pb's nog verscherpt). Vermoedelijk was van de ruim 10000 buitgemaakte pb's een derde doorgegeven toen de rest bij huiszoeking door de Sicherheitspolizei ontdekt werd.
Gerrit van der Veen had de actie bij de Algemene Landsdrukkerij heel wel aan de doortastende Badrian kunnen overlaten en het zou ook begrijpelijk zijn geweest als hij dat gedaan had. Toen hij op zaterdagmiddag 29 april '44 aan die '
kraak' deelnam, wist hij namelijk dat hij in de vroege uren van maandagmei leiding zou geven aan de uitvoering van een plan dat hem al maanden beziggehouden had: een overval op het Huis van Bewaring I aan de Weteringschans (eigenlijk: het Kleine-Gartmanplantsoen) te Amsterdam waar zich in de Z.g. Duitse afdeling talrijke arrestanten van de Sicher heitspolizei bevonden. Dat men dergelijke gevangenen zou trachten te bevrijden, sprak voor de illegaliteit vanzelf: men zou zeker van de 'zware gevallen'
het leven redden; ook stak in een bevrijdingsactie een element van zelfbescherming, want men moest er van uitgaan dat de Sicherheitspolizei, naarmate zij gevangenen langer aan haar barbaarse verhoormethoden onder7'zware gevallen'
uit hun cellen te halen en dezen met gebruikmaking van de vrachtauto naar diverse onderduikadressen te brengen; elk van de bevrijde gevangenen zou een enveloppe met geld en rantsoenbonnen krijgen. In de loop van december bepaalde van der Veen dat deze operatie uitgevoerd zou worden in de nacht van 24 op 25 december, de Kerstnacht dus. Vermoedelijk ging hij er daarbij van uit dat de Duitse bewakers wel te diep in het glaasje gekeken zouden hebben en dat de Nederlandse wacht die de buitendeur zou moeten openen plus de deur die van de daarachter liggende binnenplaats uit toegang gaf tot het cellengebouw, een extra-controle in de Kerstnacht plausibel zou vinden. Het was een riskante opzet want het was van der Veen bekend dat sinds kort tussen negen uur 's avonds en zeven uur '
s morgens niemand tot het Huis van Bewaring toegelaten mocht worden zonder dat het bureau van Lages daar telefonisch toestemming toe had gegeven. Vermoedelijk nam van der Veen aan dat Badrian degeen die als portier optrad, zou kunnen overbluffen. Hoe dat zij, op 24 december had van der Veen de mannen verzameld die aan de operatie zouden deelnemen - hij vond hen overigens als ploeg 'niet'
bijster geslaagd'< Maar de operatie kon niet doorgaan: er was geen vrachtauto.
In de dagen die volgden, stelde van der Veen een ploeg samen waar hij meer vertrouwen in had. Er werd een tweede tijdstip bepaald: de Oudejaarsnacht, maar weer kon van der Veen geen vrachtauto vinden. Dat was ook daarom jammer omdat de leden van. de overvalploeg, de gezinnen wa~rin de te bevrijden gevangenen opgenomen zouden worden, èn enkele van die gevangenen aan wie men via een vertrouwde bewaker had doen weten wat op handen was, vergeefs in spanning gezeten hadden.
1 Raad van Verzet: Notulen, 9 en I7 jan. I944 (RVV, I b). I '-., 7
Op vrijdag 7 januari werd de overvalploeg voor de derde maal opgetrommeld - de bedoeling was de actie zaterdagochtend kort na vijf uur uit te voeren. Die vrijdag reisde van der Veen verscheidene plaatsen in NoordHolland af om ergens een vrachtauto te vinden. Hij vond er tenslotte een in een garage te Amsterdam. Die vorderde hij met nagemaakte papieren, maar toen de auto zich in beweging moest zetten, bleef hij staan - van der Veen veronderstelde later dat de eigenaren die met de mogelijkheid van vordering rekening gehouden hadden, de wagen onklaar hadden gemaakt. Opnieuw met nagemaakte papieren vorderde hij nu twee monteurs. Die begonnen te werken. Tot middernacht bleef van der Veen in de garage, vervolgens ging hij naar de woning waar de overvalploeg bijeen was om iedereen nog eens te zeggen wat zijn taak zou zijn, daarna ging hij samen met twee medewerkers de auto ophalen. Om half vijf was hij weer in de garage. De auto werd daar naar buiten geduwd. Net op dat moment verscheen de Sicherheitspolizei die wellicht door een 'foute'
overbuurman gealarmeerd was. Er ontstond een schietpartij - van der Veen en een van zijn medewerkers wisten in het pikdonker te ontkomen, van der Veen doordat hij langs een buitenmuur op het dak van de garage geklommen was. Enige tijd later kon hij, zonder ontdekt te worden, zijn onderduikadres bereiken.
De vierde poging om het Huis van Bewaring binnen te komen werd beraamd voor de nacht van zaterdag 22 op zondag 23 januari. Nu was een bruikbare auto beschikbaar, maar op donderdag de zoste werd aan van der Veen door een van zijn relaties bij de Amsterdamse recherche meegedeeld dat een van de twee monteurs die bij de vorige poging gearresteerd waren, op een hem voorgelegde foto van der Veen herkend had. Er waren bovendien aanwijzingen dat de Sicherheitspolizei van de plannen afwist - uitstellen dus. Van der Veen tilde daar zwaar aan: vijftien 'zware gevallen'
die hij had willen bevrijden, waren naar het concentratiekamp Vught overgebracht zijns inziens onderstreepte dat opnieuw, hoeveel risico men nam indien men naliet, de overige 'zware gevallen'
uit het Huis van Bewaring te halen. Het besluit tot het uitstel was, zo zei hij in de vergadering van de Raad van Verzet die op 27 januari gehouden werd, een 'moeilijke en zware beslissing'
geweest. Maar zijn medeleden van de Raad hadden, met uitzondering van Gerben Wagenaar, niet veel vertrouwen meer in de operatie. Vier keer gepoogd, vier keer niet doorgegaan - kon men het plan dan niet beter opgeven? Genotuleerd werd: 'Onderneming niet herhalen. Nogmaals: jammer dat een zo goed opgezette operatie door onvoorziene omstandigheden is mislukt.'!
Van der Veen zette door.
1 A.v., 27 jan. 1944 (a.v.). 7
In de nacht van zaterdag 26 op zondag 27 februari zou het tot de vijfde poging komen, maar vermoedelijk als gevolg van loslippigheid van een van de leden van de overvalploeg ontving de directeur van het Huis van Bewaring op die zaterdagavond een telefonische waarschuwing. Onmiddellijk werd op de binnenplaats een gewapende macht samengetrokken. Op het laatste moment werd van der Veen daarover ingelicht, waarschijnlijk door een bewaker - wéér moest hij tot uitstel besluiten. 'Narrow escape', staat in de notulen van de Raad van Verzet.'
Het kan zijn dat die 'narrow escape' er toe bijdroeg dat van der Veen, zijn doel in het oog houdend, een geheel andere weg insloeg. Het plan voor de Z.g. controle door de Sicherheitspolizei liet hij vallen. Kon men niet een bewaker vinden die op zekere nacht in het bezit kon komen van de sleutels en die de deur op de binnenplaats en de buitendeur zou openzetten? De man moest daarna natuurlijk onmiddellijk naar een onderduikadres gebracht worden. Er waren in het Huis van Bewaring enkele bewakers die wat durfden - één hunner, G. G. van Welsum, was er al enkele keren in geslaagd, briefjes door te geven aan politieke gevangenen. Met deze van welsum nu voerde van der Veen begin april een eerste gesprek: of hij als verbinding wilde fungeren met een van van der Veens naaste medewerkers, Paul Guermonprez, die juist gearresteerd was? Van welsum verklaarde zich daartoe bereid en bracht enkele boodschappen over. Toen hij daarmee zijn betrouwbaarheid aangetoond had, deed van der Veen een veel verdergaand beroep op hem: of hij bereid was, een overval mogelijk te maken? Ja. Verschillende andere plannen werden nog overwogen, maar medio april werd de slotsom bereikt dat het openzetten van de deuren de beste kansen op succes bood. Hoe aan de sleutels te komen? Die waren's nachts in het bezit van de wachtcommandant. Van Welsum ging die man goed observeren en constateerde dat hij als regel tegen half vier's nachts indommelde waarbij hij de sleutels voor zich op tafelliet liggen.
Voor de zesde maal werd de overvalploeg verzameld. Er waren enkele Kp'ers bij uit Zeeland, Groningen, Utrecht en Noord-Holland, hoofdzakelijk waren het echter illegale werkers uit groepen van de Raad van Verzet; ook Badrian was weer present. In totaal zouden acht-en-twintig mannen het gebouw binnengaan, De meesten zouden zich in de nabijheid van de ingang verdekt opstellen - daar zou van der Veen zich met twee helpers bevinden wanneer bewaker van Welsum om kwart over vier precies (om vier uur eindigde de spertijd) de buitendeur zou openen. Ging alles goed, dan zou7 2'fout'
, uitschakelen en de gevangenen om wie het ging, uit hun cellen halen. Van Welsum en een met de illegaliteit samenwerkende gevangene die het tot 'gangloper'
gebracht had-, D. L. G. Wakker, hadden voor plattegronden gezorgd: de overvalploeg zou precies weten waar de te bevrijden gevangenen zich bevonden. Die zouden, eenmaal buiten, daar door helpers opgevangen worden die hen achter op de fiets naar hun duikadressen zouden brengen - een vrachtauto kwam er niet meer aan te pas.
De zesde datum werd bepaald: maandagochtend I mei, en (gelijk gezegd) het naderen van die hoogst riskante operatie hield van der Veen er niet van af, op de voorafgaande zaterdagmiddag deel te nemen aan de overval op de Landsdrukkerij. In de ontzaglijke spanning waarin hij als man leefde die aan wijdvertakt illegaal werk leiding gaf, kon hij blijkbaar de ontlading die van actie uitging, niet meer missen.
Op vrijdagavond 28 april waren plotseling aile lichten in het Amsterdamse Huis van Bewaring uitgevallen. Dat was gevolg geweest van een technische storing, maar de Sicherheitspolizei had de zaak niet geheel vertrouwd en zaterdag werden voor aile zekerheid twee vervaarlijke waakhonden naar het Huis van Bewaring overgebracht. In de nacht van zaterdag op zondag bleek dat een van die honden op de Duitse afdeling lag en de ander in het bureau van de wacht achter een gesloten deur, niet ver van de kamer van de wachtcommandant. Vooral de aanwezigheid, juist op die plek, van die laatste hond vormde een groot extra risico: als hij ging blaffen, zou het gehele gevangenispersoneel gealarmeerd worden.
Van der Veen werd op zaterdag door een briefje van Wakker gewaarschuwd. Op zondag besprak hij de situatie opnieuw met van Welsum.
Wakker had van der Veen doen weten dat er een goede kans bestond dat de hond in het bureau van de wacht niet zou aanslaan als men maar zacht binnenkwam en de knop van de deur waarachter hij lag, niet aanraakte. Gerben Wagenaar, door van der Veen geraadpleegd, vond dat door die mededelingen het extra-risico niet voldoende geëlimineerd werdSommige gevangenen mochten hun cel verlaten om in het gebouw hulpdienst te doen.
Het was in de nacht van zondag 30 april op I mei rustig in het Huis van Bewaring. Geen luchtalarm, geen aankomst van nieuwe gevangenen. Tegen vier uur liep bewaker van Welsum zijn vastgestelde ronde. Om tien over vier sloop hij de kamer van de wachtcommandant binnen. De man snurkte. Van Welsum eigende zich de sleutels toe, opende onhoorbaar het hek achter de binnendeur, vervolgens de binnendeur zelf, stak de binnenplaats over, opende de portiersloge, lichtte voorzichtig de ketting van de straatdeur, opende deze en stapte naar buiten. 'Rechts van de deur stond'
, zo schreef hij ons in '73, 'Gerrit van der Veen met nog twee mannen, met een armband van de luchtbescherming om. Hij kwam snelnaar mij toe, gaf een hand en pakte de sleutels aan. Ik waarschuwde nogmaals voor de hond, wenste de mannen succes en liep naar de overkant'!
- daar stond de fietser klaar die van Welsurn naar het onderduikadres in Amsterdam-west zou brengen waar zich reeds zijn vrouw bevond mèt de Joodse onderduiker die van Welsum in huis had gehad.
Terwijl van Welsum op de man met de fiets toeliep, zag hij dat zich uit portieken enkele tientallen mannen snelnaar de ingang van het Huis van Bewaring begaven. Zij waren allen op kousevoeten. Zonder moeite kwamen zij het cellengebouw binnen. Is er toch gerucht gemaakt? Heeft iemand per ongeluk de deurknop van het bureau van de wacht aangeraakt? Wij weten het niet, maar de hond die er lag, begonluid te blaffen en zo ook, dieper in het gebouw, de tweede hond. De eerste werd neergeschoten. Nu was de gehele wacht gealarmeerd. Vander Veen err de zijnen kwamen niet verder dan de benedengang. Er ontstond daar een schietpartij. De overvalploeg moest zich terugtrekken. Eén slechts werd gewond: van der Veen. Twee kogels, beide vermoedelijk afgevuurd door leden van zijn overvalploeg, hadden hem getroffen, één onder in zijn wervelkolom. Badrian ondersteunde hem en bracht hem naar een woning in de buurt waar een arts, J. K. I. de Clercq Zubli, hem voorlopig verbond. Hij kon nog fietsen. Samen met de arts fietste hij naar een van zijn vaste onderduikadressen: het bureau van de7 2'De Spieghel'
op de Prinsengracht. Daar werd hij door ZIJn vriendinnen Nell Knoop en Suzy van Hall opgevangen.
Er werd een chirurg bijgehaald, dr. B. A. Lubbers. Deze kon één kogel verwijderen, maar de tweede die in de wervelkolom terechtgekomen was, niet. Het ruggemerg was er geraakt en van der Veen merkte tot zijn peilloze ontzetting dat niet alleen zijn benen verlamd raakten maar dat hij ook incontinent en impotent geworden was. Wat had verder leven voor zin? Hij was een wrak. Eén ding kon hij nog doen: van zijn ziekbed af aanwijzingen geven voor het illegale werk aan ieder die hem op zijn duikadres bezocht waar hij bleek en vermagerd op bed lag. 'Verlaat Amsterdam'
, werd hem aangeraden. 'Zoek in elk geval een onbekend adres op.'
Hij weigerde.
Aan verscheidenen van zijn medewerkers was het adres bij de uitgeverij 'De Spieghel'
bekend. Een hunner die gearresteerd was, deed er, menend dat het stellig niet langer als duikadres gebruikt werd, mededeling van aan een celspion. Op 12 mei kwam de inval van de Sicherheitspolizei. Van der Veen trachtte nog met inspanning van al zijn krachten te vluchten maar op zijn armen steunend kwam hij slechts één verdieping hoger. Hij werd opgesloten in de gevangenis waaruit hij nog geen twee weken tevoren makkers uit het verzet had trachten te bevrijden.!
Op IO juni vond voor een SS- und Polizeigericht het proces plaats tegen van der Veen en enkele anderen die, als Guermonprez (en de beeldhouwer Johan Limpers), al vóór hem gearresteerd waren dan wel na 12 mei in Duitse handen waren gevallen. Een van die laatsten was Frans Duwaer. Het waren er in totaal zeven die veroordeeld zouden worden. Zij zaten op die lode juni al enige tijd samen in één cel. Die ochtend wist van der Veen een afscheidsRavensbrück terecht; laatstgenoemde stierf daar, eerstgenoemde werd in Dachau'Het heeft niet mogen zijn'
, schreefhij,
'tenslotte is het toch nog misgegaan. Het is wel jammer, maar bij al die miljoenen mensen die vielen en de velen die nog vallen zullen, zinkt mijn persoon in het niet ... Ik zit nu met 7 man in een cel, waaronder Johan Limpers, Frans Duwaer en Paul Guermonprez De stemming is heel goed .
. . . Ik heb geen pijn. Ik ben heel rustig zoals de anderen. Nogmaals, zo héél, héél veel zijn gevallen, één meer of minder maakt niet zo veel uit .
. . . Ik weet niet hoeveel uren ons nog resten, het zullen niet veel zijn en dat is maar beter, daar ik mijn lot toch niet meer ontgaan kan.
Ik heb altijd geweten wat ik waagde en mag mij dus niet beklagen maar ik vind het wel jammer.
Ik heb gemeend te doen wat mijn plicht was, ik heb niet anders gekund.
Wij hebben veel steun aan elkaar, vooral aan Frans, alles gaat bliksemsnel. Vanmorgen rechtspraak en vonnis, straks de voltrekking'
dat laatste was blijkbaar aan de zeven meegedeeld. De Sicherheitspolizei wenste geen enkel risico te nemen: tussen de te verwachten doodvonnissen en de uitvoering daarvan zouden niet, zoals gebruikelijk, enkele dagen of zelfs weken verstrijken (een periode waarin de beslissing viel over eventuele gratieverzoeken) deze veroordeelden, die de illegaliteit wellicht alsnog zou trachten te bevrijden, moesten nog op de dag van hun berechting geëxecuteerd worden.
Het proces vond plaats. Zeven doodvonnissen. Zij werden door Rauter bekrachtigd. Diezelfde avond: 'Half acht'
(wij volgen Wakkers beschrijving)
'het is het tevoren bepaalde uur. Willy Albers' komt de wacht binnen, hij is niet alleen, twaalf Grunen volgen hem, het dodencommando. Onze kamer is vol. Als ik de helmen met de koperen kammen en voorplaten zie en de grote blinkende borstplaten, ril ik van de zenuwen; het komt iedere maand vaker, dit executiepeleton, eerst niet, of één keer in de week, dan twee keer, eindelijk wel drie of vier keer, het moet toch eindelijk eens ophouden! Het zijn er zeven die uit de cel komen. Van der Veen wordt op een draagbaar gelegd, de Moffen staan er grimmig bij toe te zien, hoe voorzichtig de geliefde leider door zijn lotgenoten wordt geholpen. Dan geeft Albers een teken en vier van de kameraden nemen van der Veen op hun schouders, de lange Limpers draagt mee, en achter de baar lopen de twee die overschieten - hun allerlaatste gang.'3
Die gang bracht hen naar de duinen bij Overveen.7 2
Door twee makkers ondersteund, stond Gerrit Jan van der Veen er voor het executiepeleton. Hij wenste te sterven zoals hij die laatste jaren geleefd" had: fier rechtop, oog in oog met de vijand.
Op 30 juni, nog geen drie wekenlater, sneuvelde Badrian.
Badrian had na de arrestatie van van der Veen samen met Boverhuis, van Gogh en Meijer de leiding van de PBC overgenomen, ja eigenlijk al van het moment af dat de oprichter van de PBC door zijn verwonding goeddeels uitgeschakeld was. Helaas was Badrian korte tijd later in contact gekomen met een verraadster, de verleidelijke Betje Wery, die toen al enige tijd als spionne optrad voor het Devisenschutzkommando maar er niet afkerig van was, ook de Sicherheitspolizei diensten te bewijzen. In de tweede helft van juni wist zij Badrian er van te overtuigen dat deze, wiens illegale basis (een woning in de Amsterdamse binnenstad) misschien, zo zei zij, al aan 'de SD'
bekend was, beter op een nieuwadres in de Rubensstraat zijn intrek kon nemen. Badrian ging op dat advies in, maar toen hij op 30 juni samen met van Gogh en Beverhuis voor het eerst dat nieuwe adres betrad, bevond zich daar een Kommando van de Sicherheitspolizei. Van Gogh en Beverhuis werden gegrepen, Badrian schoot één van de leden van het Kommando, een Nederlander, neer - zelf werd hij door vele kogels getroffen. Hij stierf op straat. Zijn lijk werd, schijnt het, in een vuilnisschuit geworpen en naar de vuilverbranding gebracht, van Gogh en Boverhuis werden korte tijd later gefusilleerd.
Betje Wery nam een beloning van f 1000 in ontvangst en verplaatste veiligheidshalve haar werkterrein naar België.
Niet alleen werd het werk van de PBC voortgezet maar het breidde zich nog uit ook. Meijer die moest aannemen dat de Sicherheltspolizei via Betje Wery alles omtrent hem te weten gekomen was, en die opjuni als door een wonder aan arrestatie was ontsnapt, trok zich uit de leiding terug! en deze
1'nieuwe'
PBC ca. honderdvijftig vaste medewerkers. Zij was toen, rekening houdend met de veiligheidseisen, meer gedecentraliseerd opgebouwd: zij bestond uit verschillende, technisch zelfstandig werkende groepen- die elk 'eigen'
tekenaars en fotografen bezaten en in of buiten Amsterdam met 'eigen'
cliché-fabrieken en drukkerijen in contact stonden. Naast de productie van nagemaakte papieren was ook de distributie gedecentraliseerd: op verschillende adressen in Amsterdam had de PBC aparte 'kantoren'
waar illegale werkers zich, uiteraard na behoorlijk geïntroduceerd te zijn, konden vervoegen om nagemaakte distributiebescheiden, 'achterom'
verkregen persoonsbewijzen, stempels en reeksen nagemaakte officiële Duitse en Nederlandse papieren in ontvangst te nemen. De leiding onderhield met speciale koeriersters een eigen postdienst die een 'centraal postkantoor'
bezat en had ook een aparte afdeling gevormd waar men van elk officieel papier dat van Duitse of Nederlandse autoriteiten uitging, zorgvuldig onderzocht, met welke technische middelen het zo snel mogelijk nagemaakt kon worden - dat alles ten dienste van diegenen op wier bescherming het gehele falsificatiewerk gericht was: illegale werkers en onderduikers.