Dat laatste gold met name voor mej. J. J. van Tongeren, de dochter van de gearresteerde en in een concentratiekamp overleden Grootmeester van de Orde van Vrijmetselaren, de gepensioneerde generaal-majoor H. van Tongeren. Deze had uit de fondsen van de Orde een bedrag van f 600 000 in Zwolle laten ver bergen. Zijn dochter, een kerkelijk maatschappelijk werkster, wist hiervan en liet dat bedrag vermoedelijk in de herfst van '42 naar Amsterdam overbrengen. Het werd de grondslag voor het werk van een wijdvertakte verzorgingsgroep, de 'Groep-2000'
1. Deze groep vond vooral medewerkers in hervormde kringen en gaf in totaal tijdens de bezetting bijna f I mln uit waarvan ca. f 300 000 afkomstig was uit de kas van de Hervormde Synode. De PBe ontving van de Groep-2000 één keer f 50 000; f 80 000 werd besteed voor de verzending van levensmiddelenpakketten naar Joden in Westerbork, Bergen-Belsen en Theresienstadt - de groep zat verhoudingsgewijs ruim in haar financiële middelen. Zij reikte uiteindelijk ruim 4000 bonkaarten uit. Van eind '43 af werden die bonkaarten van het LO-district Amsterdam betrokken. Daar vloeide een conflict uit voort, want in mei' 44 wenste de LO (zulks was uitvloeisel van de werkwijze vanElk lid van deze groep had een codenummer waarvan het eerste cijfer of de eerste twee cijfersbepaald werden door de getalwaarde van de eersteletter van de achternaam: Aenz. Hierop volgden dan nog twee cijfersdie aangaven het hoeveelste lid men was wiens achternaam met de betrokken letter begon; het eerste lid werd dan met er aangeduid, het tiende metMej. van Tongeren (de t is de twintigste letter in het alfabet) duidde zichzelf alsaan - vandaar de naam van de groep. 73
Groep-'2000'
Nationaal Steunfonds (NSF)
Orde van Vrijmetselaren
Persoonsbewijzencentrale (PBC)
Tongeren, H. van
Verzorgingsgroepen (illegale)
Vrije Groepen Amsterdam (VGA) en Den Haag
Zwolle
het NSF) dat mej. van Tongeren nadere gegevens omtrent de door haar groep verzorgde onderduikers aan de LO zou opgeven. Mej. van Tongeren weigerde. 'Meer en meer'
, zo schreef zij, niet zonder verontwaardiging, na de oorlog, 'streefde de LO er naar een centrale positie in te nemen en de distributie der bonkaarten en andere bescheiden aan zich te trekken, met uitsluiting van die groepen die niet aan de gestelde eis van opgave van namen en geboortedata en (of) adressen wilden voldoen.» Enkele plattelandspredikanten wisten mej. van Tongeren toen in contact te brengen met lokale Knokploegen die bonkaarten voor haar gingen 'kraken'
. Bij dat alles ondervond zij veel steun van de algemeen secretaris der Hervormde Synode, ds. K. H. E. Gravemeyer. Het was overigens zo dat de grote Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (de LO die als enige inderdaad het gehele land bestreek) niet uit de rijen der hervormden maar uit die der gereformeerden voortgekomen was.