Sinds enige tijd is in het complex een nieuwe 'foute'
bewaker werkzaam, Jan Boogaard. Deze had zich in februari' 41 aangemeld als vrijwilliger bij de Waffen-SS, was evenwel in de loop van '43 uit de militaire dienst ontslagen en had toen een bewakersfunctie in het complex aan de Weteringschans aanvaard; hij woont bij zijn moeder, een weduwe, in de Kinkerstraat in Amsterdam-west, een half uur lopen van het Huis van Bewaring. Tijdens zijn werk in de gevangenis had Boogaard vooral in '44 in enkele gevallen clandestiene hulp geboden aan gevangenen, ook aan enkele Joden onder hen. De impuls daartoe ging evenwel niet erg diep bij hem - hij had zich soms laten betalen. Met die Boogaard nu komt (wij weten niet precies hoe) een lid van de Amsterdamse KP op maandag IQ juli in contact en dat lid krijgt daarbij de indruk dat Boogaard spijt gekregen heeft van zijn 'foute'
houding, zich wil rehabiliteren en bereid is tot medewerking aan een overval. De leider van die Knokploeg gaat dan onmiddellijk bij van Agteren vragen hoe Boogaard door deze beoordeeld wordt; van Agteren zegt, schijnt het, dat hij Boogaard niet langer als onbetrouwbaar beschouwt en dat is in elk geval de stellige indruk die de Amsterdamse KP-leider in een gesprek bij Boogaard thuis op dinsdagavond II juli krijgt. Hilbert van Dijk wordt ingelicht en ontmoet Boogaard woensdagmiddag in een café. Hij vindt Boogaard een nogal slome jongeman maar een jongeman die inderdaad meent dat hij iets goed te maken heeft en daarbij maar één voorwaarde stelt: zijn moeder moet een paar duizend gulden krijgen. Later die woensdagmiddag spreekt van Dijk met Johannes Post: bij Post ligt de beslissing. Hachelijke zaak! Wat als Boogaard dubbel spel speelt? Maar Post, vindingrijk als hij is, ziet een kans om die mogelijkheid te elimineren: vóór de overval zal Boogaards moeder naar een ver onderduikadres gebracht worden en aan Boogaard zal worden gezegd dat, als hij een verrader blijkt te zijn, zij geliquideerd zal worden.