Zo werd ook 'Bob'
gezien - Liepke Scheepstra, veruit de jongste van de vier: vier-en-twintig toen hij KP-leider werd, meer dan tien jaar jonger dan van der Horst, van Dijk en Valstar die alle drie vijf-en-dertig of iets ouder waren. Scheepstra was opgegroeid op Schiermonnikoog en beroepsmilitair geworden: korporaal bij de politietroepen. In de zomer van '40 werd hij rijksveldwachter, maar eind '41 verliet hij de politie om een functie te aanvaarden bij de veiligheidsafdeling van de Aku te Arnhem. Begin '42 trouwde hij en met volledige instemming van zijn vrouw dook hij in mei'
43 onder toen de ex-militairen die tot de politietroepen behoord hadden, zich als eersten in Amersfoort moesten melden. Hij was een boom van een kerel, sterk als een beer, maar (wat belangrijker was) een man wiens durf gekoppeld was aan een zeldzame bezonkenheid van oordeel. 'Het kemnerkende van de bezettingstijd was'
, zo schreven wij in ons vorige deel, toen wij bij de oprichter van de Raad van Verzet, Jan Thijssen, stilstonden, 'dat los van elke vooroorlogse maatschappelijke hiƫrarchie, in alle delen des lands en uit alle lagen der bevolking personen naar voren traden in wie een potentieel aanwezige strijdbaarheid opeens geactiveerd werd - personen die zich ontpopten als de geboren leiders der illegaliteit.'
Zo een was Scheepstra : vier-entwintig, straks vijf-en-twintig, een ex-korporaal die slechts lager onderwijs genoten had, maar een man die bereid en in staat was om in rustig en verantwoordelijk handelen beslissingen te nemen waar talrijke mensenlevens van afhingen.