'met alle bijzonderheden van deuren, ramen, toegangswegen, kluis, alarminstallatie en dergelijke. Men zorgde tijdig het wachtwoord van de dag van de overval te weten. Men stelde zich op de hoogte van speciale beveiligingsvoorschriften, speciale gevaren, van de bewaking (waar ze was opgesteld, hoe ze gewapend was, of ze nonchalant aflastig of op haar qui-vive was), welk tijdstip het meest geschikt was voor de overval, hoe de houding van de ambtenaren zou zijn. Maar ook de omgeving, de mogelijke aanwezigheid van Duitsers of Landwachters ter plaatse, de houding van de politie, de .richting van de aftocht en waarmee daarbij vooral rekening moest worden gehouden - dit alles werd grondig bestudeerd." 'v óór een overval namen de mannen de zaak grondig door, ieder moest zijn rol dan nog eens repeteren. Dit gebeurde bij een van de KP' ers thuis, of in een kantoor, een school, in een fabriek, en soms wel eens in een kerk. De hele ploeg was daarvoor opgekomen, gewoonlijk van zes tot acht man" ... Bij die generale repetitie werd ook alle aandacht besteed aan de uitrusting. Er moesten wapens zijn: de 'kanarie's', de 'hondjes', de 'muziekjes', de 'meisjes', zoals de Kp'ers
AdministratiefVerzetArbeidsbureaus, GewestelijkeArbeidsinzetBevolkingsregistersCoolen, A.Disrriburiekanroren (overvallen)Hulzen, J. vanMaartensdijkNationaal-Socialistische Beweging (NSB)Nationaal Steunfonds (NSF)Organisation Todt (OTJOvervallenPolitiebureaus (en huizen van bewaring), over- vallenSmildeWoltjer, K.'r Zandt (Gr.)HULP AAN ONDERDUIKERSin hun jargon hun revolvers nocmdcnv; . . Uit een oogpunt van veiligheid werden dikwijls alle portefeuilles, persoonlijke papieren, kortom alles wat een aanknopingspunt kon vormen, op (het) contactadres thuisgelaten. Maar men zorgde in zo'n geval wel voor die papieren waarmee men bij aanhouding vrijuit ging ... Verder moest men handschoenen hebben om geen vingerafdrukken na te laten, gynmastiekschoenen om geen geluid te maken. Dikwijls deed men sokken over de schoenen ter voorkoming van voetafdrukken in het zand. Er ging een zakje peper mee om na de overval de speurhonden het spoor bijster te maken. Dan moesten er koffers en zakken zijn, waarin de buit kon worden vervoerd. Er moest dun touw zijn om de zakken te kunnen sluiten, en dik om bewakers te kunnen binden. Er moest een flesje chloroform zijn om ze, zo ze te lastig waren, te kunnen bedwelmen ... De plaats waar de buit naar toe gebracht moest worden, moest goed vaststaan, de vervoersmogelijkheden, de kortste route ... Ook passeerden de plaats waar men vóór de overval zou samenkomen, en die waar men zou eten of overnachten, nog eens de revue. Dan hield de leider gewoonlijk een bezielende toespraak. En heel dikwijls volgde dan nog een gezamenlijk of persoonlijk gebed voor de goede afloop.