Toen wij deel 4 schreven, het eerste van vier delen die gewijd zouden zijn aan de gebeurtenissen in bezet gebied, hebben wij in het Voorwoord uiteengezet waarom wij die gebeurtenissen wilden behandelen, los van die welke zich in diezelfde tijd (mei' 40-juni '
44) bij de Nederlandse regering en de aan haar ondergeschikte organen voordeden. Wij gaven daarbij als onze, deze volgorde verklarende conclusie weer dat de regering 'over het algemeen tot in de voorzomer van 1944 weinig feitelijke invloed uitgeoefend heeft op de ontwikkelingen in bezet gebied.'
Dat laatste nu was, niet uitsluitend maar toch wel in de eerste plaats, gevolg van de slecht werkende geheime verbindingen. Daar kwam nog bij dat die verbindingen, voorzover onderhouden, in de eerste twee bezettingsjaren nagenoeg uitsluitend gebruikt werden om militaire gegevens aan Londen te doen toekomen. Regelmatige voorlichting inzake de civiele sector kreeg Londen pas, toen in de lente van '42 eerst via de Zweedse-, spoedig ook via de Zwitserse Weg illegale bladen van allerlei signatuur doorgezonden werden; daaraan werden via de Zwitserse Weg met name van de lente van '43 af ook velerlei rapporten die de civiele sector behandelden, toegevoegd. Trouwens, ook veel Engelandvaarders hadden van meet af aan van gebeurtenissen op die sector verhaald, maar hun informaties hadden als regel een lokaal karakter gedragen. Factoren als deze zijn het die verklaren waarom het tot april '44 duurde voordat van Engeland uit een poging ondernomen werd om de collecties van de rijksinspectie van de bevolkingsregisters, die in het dwangsysteem van de vijand een rol van primaire betekenis vervulden, te vernietigen.