Van' 40 af is ten behoeve van het illegale werk geld ingezameld. Elke illegale organisatie had immers voor haar werkzaamheden geld nodig. Aanvankelijk werd dat geld vaak in de eerste plaats ter beschikking gesteld door de illegale werkers zèlf; zij brachten daar, aldus onze indruk, reële offers voor. Waren de eigen hulpbronnen evenwel uitgeput, dan moest elders aangeklopt worden: men ging dan geld inzamelen bij familieleden, vrienden en kennissen, soms ook bij anderen in wie men voldoende vertrouwen stelde. Zo raakte elke illegale groep als het ware omgeven door een kring van min of meer vaste geldgevers. Natuurlijk gold dat speciaalook voor groepen die illegale bladen gingen vervaardigen: alleen al voor het aanschaffen van het stencilpapier en voor de enveloppen en porti waren regelmatig bedragen nodig die de leden van die groepen uit hun inkomen niet konden opbrengen.
Maar er was meer. Door de bezetter werden sommigen ontslagen zonder toekenning van enig wachtgeld; anderen namen op principiële gronden zèlf ontslag. Al dezen hadden, zo voelde men het, recht op financiële hulp. Werden voorts illegale werkers gefusilleerd of tot langdurige gevangenschap veroordeeld, dan was het, als de gezinnen geen recht hadden op pensioen of als de werkgever niet in de bres sprong, nodig dat er voor gezorgd werd dat die gezinnen toch in hun levensonderhoud konden voorzien. Speciale hulp bleek nodig voor de gezinnen van opvarenden van de Nederlandse koopvaardij - daar komen wij straks op terug. Wij hebben geen volledig overzicht van al die financiële bijstand die van '40 af gegeven is. Wij weten wèl dat, om te beginnen, door de kaders van verscheidene opgeheven politieke partijen van een vroeg stadium af geld ingezameld werd om diegenen te helpen die door hun principiële houding in materiële zorgen waren komen te verkeren. In kringen van de SDAP werd daartoe een fonds van ca. f 400 000 gevormd. De ARP bracht, speciaal voor joumalisten die de pen hadden neergelegd, meer dan f ISO 000 bijeen. De CPN zamelde vooral geld in om uitkeringen te doen aan werklozen die geweigerd hadden naar Duitsland te vertrekken, en aan gezinnen waaruit de kostwinner als illegaal werker gearresteerd was; dat geld kwam terecht in een 'Solidariteitsfonds'
dat, volgens een naoorlogse opgave van de CPN, in de jaren '41-'
43 f 700 000 uitbetaalde. In Leiden werd ten behoeve van de tientallen ontslagen hoogleraren een fonds gevormd dat tor meer dan f 60 000 opliep. Artsen of gezinnen van artsen die lil fmanciële moeilijkheden kwamen, werden geholpen uit de bedragen die het Medisch Contact maandelijks bij alle aangeslotenen inzamelde. Ook voor de steun aan kunstenaars die aanmelding bij de Kultuurkamer geweigerd hadden, werd een illegaal fonds in het leven'omgeving'
of door buitenstaanders getracht werd, de nood te lenigen. Wij herinneren aan wat in Amsterdam na de Februaristaking gebeurde: aan stakers die in overheidsdienst waren, mocht over de twee stakingsdagen geen loon betaald worden spontaan werden toen tal van collectes gehouden waarvan de opbrengst naar de stakers toeging.
Naarmate het beleid van de bezetter meer slachtoffers vergde, werd meer geld ingezameld. In de herfst van '41 werd hiervoor in Twente (het zalook wel elders gebeurd zijn) een apart fonds opgericht dat wel als 'de zwarte Winterhulp'
aangeduid werd. In '42 moest menige '
organisator' van de Joodse onderduik zich moeite gaan geven om voor zijn illegaal werk maar vooralook voor de kostgelden die Joden betalen moesten, de nodige bedragen bijeen te brengen. Anderen zamelden speciaal geld in voor gezinnen van gefusilleerden; mej. dr. G. H. J. van der Molen, redactrice eerst van Vrij Nederland, later van Trouw, had hier een speciaal fonds voor dat enkele honderdduizenden guldens uitgekeerd heeft. In de zomer van' 43 was in het bijzonder geld nodig voor de gezinnen van ex-militairen die geweigerd hadden, zich in Amersfoort of Assen aan te melden; hiervoor werd, alleen al in Bolsward en omgeving, in korte tijd f 120 000 bijeengebracht - dat kan een indruk geven van het, overigens onbekende, totale bedrag dat in den lande voor dat doel ingezameld werd.
De kerken lieten zich bij dat allesniet onbetuigd.
Door het Episcopaat werd in de zomer van '41 het '
Fonds voor de bijzondere noden' opgericht waarvoor maandelijks in de kerken gecollecteerd werd. Uit dit fonds werden, voorzover nodig, de bestuurs- en personeelsleden van het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond en zijn aangesloten bonden gesteund die de gelijkschakeling afgewezen hadden, en voorts talloze anderen die een principiële houding aan de dag gelegd hadden; ten aanzien van de hoogte van de uitkeringen werd het Episcopaat geadviseerd door het vroegere dagelijkse bestuur van het RKWV. De vastgestelde bedragen werden steeds uitgekeerd door de pastoors. Aan diegenen die hun functie verloren hadden, werd van september' 41 tot september'
43 in totaal bijna f 1,4 mln ter beschikking gesteld, aan andere gedupeerden (o.m. werklozen die geweigerd hadden naar Duitsland te vertrekken) ruim f 3,3 mln; het totaalbedrag van f 4,7 mln was eind september' 44 tot ca. f 8 mln opgelopen waaraan in de hongerwinter nog een hoog bedrag toegevoegd werd. De collecten ten behoeve van het 'Fonds voor de bijzondere noden'
brachten naar schatting tot november '44 ca. f I 5 mln op. Onderduikers ontvingen'legaal'
mogelijk te houden; in feite werd door hen goedgevonden dat pastoors, indien zij onderduikers of familieleden van onderduikers wilden bijstaan, wel degelijk uit het fonds zouden putten indien andere inzamelingen, die speciaalmet het oog op die onderduikers gehouden waren, niet voldoende geld hadden opgebracht.
Binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken werd op gelijke wijze gehandeld (gegevens over de andere protestantse kerkgenootschappen ontbreken, maar wij nemen aan dat daarin veelal soortgelijke initiatieven genomen werden). Voor. de steun aan vervolgden en anderen die hulp nodig hadden, werd alleen al in de Paascollecten der hervormden van' 41 t.e.m. '45 ruim f3,6 mln bijeengebracht. Maar in hervormde kringen werd nog veel meer geld ingezameld. De hervormde diaconieën in Den Haag brachten bijvoorbeeld naast de Paascollecten bijna f 200 000 bijeen, en als de Haagse gegevens representatief zijn voor het gehele land, dan zou men aan de opbrengst van de Paascollecten nog ca. f 14 mID moeten toevoegen die louter plaatselijk uitgekeerd zijn.
Een 'Fonds voor de bijzondere noden'
kwam in '42 ook in de Gereformeerde Kerken tot stand. Hoeveel geld daarin terecht kwam, weten wij niet en zal ook wel nimmer vastgesteld kunnen worden doordat, schijnt het, dat fonds per 'kerk'
(d.w.z.: per kerkelijke gemeente) beheerd werd en de administratiestukken als regel uit veiligheidsoverwegingen nog tijdens de bezetting vernietigd werden. Bekend is slechts dat door de gereformeerden in Kralingen f 21000 bijeengebracht werd, in Aalten f 32000, in Zwijndrecht f 35 000 en in Amsterdam-zuid f 130000. De veronderstelling dat in den lande door de Gereformeerde Kerken enkele miljoenen 'voor de bijzondere noden'
ingezameld werden, lijkt gewettigd.
Men ziet: als regel werd, zeker voor het langdurig uitbetalen van ondersteuningen, door gelijkgezinden geld ingezameld voor gelijkgezinden. Daaruit dreigde voort te vloeien dat sommigen in het geheel geen fmancièle steun zouden ontvangen, en dat gevaar manifesteerde zich vooral toen het aantalonderduikers na mei '43 met sprongen ging stijgen. Trouwens, de illegale groepen hadden toen ook meer geld nodig - wij herinneren er aan dat de LOjLKP die toch zelf ook veel geld inzamelde, tenslotte niet bij machte was, al haar onderduikers-gezinnen bij te staan en tegelijk de eigen werkzaamheden fmancieel mogelijk te maken; de LO-Ieiding kreeg in totaal een suppletie van f 580000, die ter beschikking gesteld werd door de illegale organisatie ('de bankier van het verzet'
) die wij reeds meermalen noemden en die wij thans in haar oorsprong en ontwikkeling moeten schet