Door het Episcopaat werd in de zomer van '41 het '
Fonds voor de bijzondere noden' opgericht waarvoor maandelijks in de kerken gecollecteerd werd. Uit dit fonds werden, voorzover nodig, de bestuurs- en personeelsleden van het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond en zijn aangesloten bonden gesteund die de gelijkschakeling afgewezen hadden, en voorts talloze anderen die een principiƫle houding aan de dag gelegd hadden; ten aanzien van de hoogte van de uitkeringen werd het Episcopaat geadviseerd door het vroegere dagelijkse bestuur van het RKWV. De vastgestelde bedragen werden steeds uitgekeerd door de pastoors. Aan diegenen die hun functie verloren hadden, werd van september' 41 tot september'
43 in totaal bijna f 1,4 mln ter beschikking gesteld, aan andere gedupeerden (o.m. werklozen die geweigerd hadden naar Duitsland te vertrekken) ruim f 3,3 mln; het totaalbedrag van f 4,7 mln was eind september' 44 tot ca. f 8 mln opgelopen waaraan in de hongerwinter nog een hoog bedrag toegevoegd werd. De collecten ten behoeve van het 'Fonds voor de bijzondere noden'
brachten naar schatting tot november '44 ca. f I 5 mln op. Onderduikers ontvingen
Amsterdam
Februaristaking
Fonds voor Bijzondere Noden
Joden
Kerkelijk Verzet
Krijgsgevangenen. Nederlandse
Kunstenaars
Kunsrenaarsverzer
Molen, G. H. J. van der
Onderduik(ers), joodse
Rooms-Katholiek Werkliedenverbond (RKWV)
Trouw
Twente
Vrij Nederland
formeel uit dit fonds geen uitkeringen - de bisschoppen wensten het fonds zo 'legaal'
mogelijk te houden; in feite werd door hen goedgevonden dat pastoors, indien zij onderduikers of familieleden van onderduikers wilden bijstaan, wel degelijk uit het fonds zouden putten indien andere inzamelingen, die speciaalmet het oog op die onderduikers gehouden waren, niet voldoende geld hadden opgebracht.