Uitgeput kwam in de herfst van '44 een van de leidende figuren van de spionagegroep-'
Kees', H. J. de Koster, bij van Hall binnenvallen. 'Een gesprek met van Hall was'
, zo legde de Koster nog geen jaar later vast, 'altijd iets bijzonders: een man die grote gaven paarde aan grote charme; een warme belangstelling voor iedereen persoonlijk. Zo ook nu. Hij zei: 'Jij moet eens even op een heel rustige plaats zitten bij goede mensen. Ik ken je als de kalmte zelve en die indruk geef je me nu niet. Waar kan ik je het adres opgeven waar je naar toe kunt? Het is in de Zaan. Kom morgen op de Leidsegracht' '
2 inderdaad, op het illegale werkadres van van Hall aan de Leidsegracht te Amsterdam kreeg de Koster daags daarna een duikadres in de Zaanstreek waar hij even op adem kon komen.