Die moeilijkheden hingen vooral met het systeem samen dat Walraven van Hall voor de uitbetalingen gekozen had. Hij stelde zich namelijk op het standpunt dat het, mede op grond van het feit dat de regering geleende gelden zou moeten terugbetalen (aanvankelijk gold dit slechts voor de 'Zeemanspot'
, maar van Hall nam aan dat de regering vroeg of laat haar garantie zou uitbreiden), vast moest staan dat die gelden op een verantwoorde wijze besteed waren. De geldgevers kregen, voorzover zij daar prijs op stelden (bij giften was dat niet nodig), 'kwitanties'
- daar moesten dan de kwitanties van degenen die steun ontvangen hadden (onderduikersgezinnen en leiders van illegale organisaties), tegenover staan. Het aantalleiders van illegale organisaties met wie men in contact zou komen, zou, naar te voorzien viel, beperkt blijven, maar die onderduikersgezinnen zouden in de duizenden kunnen gaan lopen. Talloze medewerkers zouden met de uitbetalingen aan die gezinnen belast moeten worden. Men mocht wel aannemen dat die medewerkers met zorg uitgekozen zouden worden, maar als men wilde bevorderen dat zij de grote, maandelijks door hen te ontvangen bedragen inderdaad aan de onderduikersgezinnen zouden uitbetalen, dan leek het wenselijk, van hen te vergen dat zij de nodige kwitanties zouden
Bosch, I. J. van den
Buys, J.
Gelderblom, A. J.
Hall, G. van
Hall, W. van
Hope & Co.
Meulen, H. ter
Regering, Nederlandse, in Londen
Sicherheitspolizei (und SD)
Voorhoeve, N. A. J.
Voorwinde, A.
'De Zeernanspor'
ADMINISTRATIE VAN HET NSFoverleggen. Administratieve zorgvuldigheid zou misbruik van gelden tegengaan! _ die zorgvuldigheid vergde óók dat men niet lukraak tot uitbetalingen zou overgaan. Voor die uitbetalingen waren normen nodig. Die werden vastgesteld: wie steun nodig had, zou van het NSF alleen dàn steun ontvangen indien zijn naaste familieleden of andere instanties (gemeentelijke diensten of kerkelijke steunfondsen) niet tot die steunverlening in staat waren; de steun zou over het algemeen niet meer bedragen dan 80% van het loon of salaris van de ondergedoken kostwinner met een maximum van f 500 per maand; bij illegale werkers die al hun inkomsten moesten derven, zou daarentegen het volle bedrag van die inkomsten aan de gezinnen uitbetaald worden, zo ook (eventueel) aan hun nabestaanden. Een en ander vergde gedegen onderzoek. Daarvoor zouden 'onderzoekers'
aangetrokken worden die de op elk steungeval betrekking hebbende gegevens zouden opnemen op een formulier dat als een 'Schadeformulier ongevallenverzekering'
gecamoufleerd was (een verzekeringsmaatschappij werd daar overigens niet op genoemd); op dat formulier dat ook het adres van het te ondersteunen gezin vermeldde (allicht: daar moest men maandelijks uitbetalingen gaan doen), zou de 'onderzoeker'
een bepaald steunbedrag voorstellen; was dat goedgekeurd, dan zou het steungeval een nummer krijgen en dan zou het taak worden van de 'uitbetaler'
om voor de maandelijkse betalingen te gaan zorgen; voor elke betaling zou dan een kwitantie ondertekend worden (op die kwitantie stond evenwel geen naam, maar alleen het nummer van het steungeval) en die kwitanties zouden centraal, in Amsterdam, bewaard worden.