De 'Vakgroep r stond aanvankelijk vooral in contact met verzorgingsgroepen voor Joden in Amsterdam, later ook met groepen in de Zuidhollandse steden, Limburg, Brabant, Twente en Friesland. De maandelijkse uitgaven (per onderduiker werd als regel eerst f 75, daarna f 100 uitgekeerd) liepen van f 25000 op tot f 400 000. Na de bevrijding werden in de administratie van het NSF ruim vierduizendtweehonderd Joodse 'steungevallen'
opgenomen; daaronder waren echter vele 'gevallen'
die meer dan één persoon omvatten. Het totaal aantal Joodse onderduikers die van de 'vakgroep r geld ontvingen, heeft wellicht in de buurt van de achtduizend gelegen. In totaal gaf de 'Vakgroep J'
tot begin september' 44 ca. f I mln uit, nadien tot aan de bevrijding nog eens bijna f 3,7 mln.