In september '40 kon de PTT van de bezettingstoestand gebruik maken om een oude wens te verwezenlijken: de gemeentelijke telefoonbedrijven van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam werden aan het staatsbedrijf toegevoegd, Neher werd nu directeur van de Haagse 'plaatselijke telefoondienst'
, in '41 ook van de Rotterdamse toen zijn collega aldaar op last van de bezetter ontslagen werd. Met diezelfde bezetter kwam ook Neher overhoop te liggen, eind' 42 namelijk, toen geëist werd dat de PTT een groot deel van zijn krachten voor de arbeidsinzet ter beschikking zou stellen. Hij weigerde medewerking, organiseerde een collectief protest en werd ontslagen. Uiteraard had hij in zijn dubbele functie talrijke contacten gehad in kringen van de overheid en van het bedrijfsleven; voor het illegale werk waartoe van Velsen hem uitnodigde: systematisch
Amsterdam
Arbeidsinzet
Nationaal Comité van Verzet
Neher, L.
Ontslagen
Rotterdam
de samenleving te stimuleren, kwam dat goed van pas. Hij was schrander en er ging van de kleine man met zijn strijdvaardige kuif iets sympathieks uit. Hij had geen uitgesproken partijpolitieke opvattingen (vóór de oorlog had hij zich wel tot de SDAP aangetrokken gevoeld, maar hij achtte die partij toch teveel op de arbeiders geconcentreerd om zich bij haar aan te sluiten) zijn politieke 'neutraliteit'
en zijn temperament maakten hem mèt zijn leeftijd: midden vijftig, geschikt om, wanneer het tussen illegale organisaties tot botsingen kwam waarbij de emoties fel oplaaiden, als vredestichter te fungeren. Dat deed hij graag: hij had er een voorliefde voor om mensen tot elkaar te brengen. Hij was mede daarom een enthousiast lid geweest van de Nederlandse Unie.