1 Getuige W. E. A. de Graaff, Enq., dl. IV c, p. n88. 9 1
AdministratiefVerzet
Bureau Inlichtingen (BI)
'Dienst-Wim'
Emigratie van joden
7
Graaff, W. E. A. de
Groep- 'Albrecht'
Groep-'Barbara'
Groep-'Harry' (ir. Tromp)
Groep-'Kees' (Durilh)
Groep-T'ackard'
Croep-T'eggy'
Joden
Jong, L. de
Ordedienst (OD)
Radio Oranje
Tricht, A. G. van
Visser 'r Hooft, W. A.
HOE KWAMEN DE SPIONAGEGROEPEN AAN GEGEVENS?tegen die aanraking geen bezwaar hadden maar die zo vaak op ondeskundige wijze benaderd waren dat zij ietwat huiverig waren geworden om 'hun'
gegevens af te staan. Het was allemaal een kwestie van vertrouwen. Personen als Tromp en de Koster waren in een vrij brede kring goed bekend, maar in de spionagegroepen waren, ook op civiel gebied, velen werkzaam, veel jongeren vooral, die een hooggeplaatste alleen konden benaderen als zij iemand anders gevonden hadden die hen bij deze kon introduceren. Ieder die ambtelijke stukken doorgaf of civiele rapporten opstelde, nam een zeker risico: van de stukken viel veelal na te gaan wie ze in handen hadden gehad, en als in een rapport bijvoorbeeld weergegeven werd, hoe groot de voorraad insuline in den lande nog was en welke hoeveelheid ingevoerd moest worden als de Nederlandse productiecapaciteit onverhoopt wegviel, dan was het aantal deskundigen die in de eerste plaats voor het auteurschap van zulk een rapport in aanmerking kwamen, niet zo heel groot. Bovendien: zulk een auteur wist dat er iemand was die hem als auteur kende: degeen aan wie hij het rapport overhandigd had. Natuurlijk was aan de auteur beloofd dat zijn naam verzwegen zou worden. Zou men zich daaraan houden? Wie aan illegaal werk deelnam, hing, wat het behoud van zijn vrijheid en wellicht van zijn leven betrof, steeds van anderen af.