Alle gegevens kwamen bij Kok in Amsterdam samen. Hij gaf ze in rapporten weer en voegde daar nauwkeurige kaarten, eventueel plattegronden, aan toe. Al dat materiaal werd gemicrofilmd, eerst door de 'vaste'
fotograaf van sectie V, de Amsterdammer W. Prins, later tersluiks bij het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf te Amsterdam, en het werd aanvankelijk via de Zwitserse Weg, nadien via andere wegen naar Londen gezonden. In totaal waren het tot aan de bevrijding ca. I 000 rapporten met een even groot aantal tekeningen. Enkele honderden rapporten waren kort en werden ook in codetelegrammen verwerkt maar de meeste waren veel te lang om zich voor deze vorm van overbrenging te lenen. Van speciaal belang waren 14 lange rapporten over de waterstaatkundige toestand die in de periode januari '44augustus '
44 doorgegeven werden; wat zijn kennis van de Nederlandse inundaties betrof, steunde het Geallieerde opperbevel, aldus Somer, 'vóór en na de invasie voor een belangrijk deel op de rapporten van de OD'
, maar andere rapporten (over de bruggen, de spoorwegen, de electriciteitsvoorziening, de watervoorziening en het brandweerwezen) waren ook 'eerste klas werk'
"; in dergelijke rapporten werd als regel mede aangegeven hoe men eventuele door de Duitsers aangerichte schade kon herstellen en wat voor hulpmiddelen daarvoor nodig waren.