Zijn eerste taak was, contact op te nemen met Deinum en Vader die een meteorologische berichtendienst wilden oprichten en die in een aan een Engelandvaarder meegegeven brief aan MI-6 hadden doen weten dat de hun toegezonden zender ('Packard'
) niet werkte - de bedoeling was dat d' Aulnis voor hen één of meer nieuwe zenders zou aanvragen die ergens in bezet gebied gedropt zouden worden; die droppings zou hij via zijn eigen zender kunnen organiseren. Inderdaad kon d' Aulnis de groep-'
Packard' helpen. Hij deed evenwel nog veel meer. In de zomer van '43 stelde hij zich via de Leidse hoogleraar prof. mr. F. M. baron van Asbeck in verbinding met het Vaderlands Comité (min of meer de voortzetting van het begin april '43 '
opgerolde' Nationaal Comité) en als uitvloeisel van nieuwe opdrachten ging hij vervolgens hulp verlenen aan een spionagegroep met welke Deinum bij toeval in contact gekomen was: de Geheime Dienst Nederland, en aan nog een derde groep: de al genoemde groep-'Kees'
, ja ook nog aan een vierde: de voortzetting van de 'Dienst-Wim'
. D' Aulnis organiseerde voorts eind september'
43 het opvangen van van der Stok, codist voor de groep-'Barbara'
, en van o. M. Wiedemann, contact-agent voor de 'piloten