Op woensdag 26 april' 44 was prof. Rutgers vertrokken.
Zijn tocht was evenzeer een politieke missie als die van van Heuven Goedhart, maar dan een missie met een diametraal tegengestelde achtergrond en inhoud. Het Parool was van meet af aan voorstander geweest van een radicale naoorlogse vernieuwing in min of meer socialistische, althans progressieve zin, en Vrij Nederland had zich, sinds van Randwijk er in de herfst van '41 de, dominerende figuur geworden was, daarbij aangesloten, met dien verstande dat, waar Het Parool geen enkele godsdienstige achtergrond had, van Randwijk die vernieuwing als uitvloeisel zag van zijn christelijke geloofsovertuiging.- Het was geenszins toeval geweest dat van Heuven Goedhart en hij elkaat zozeer hadden kunnen vinden bij de samenstelling van hun gemeenschappelijk Manifest. Onder het hoofd 'De toekomst'
Hovan Randwijk,nov.Goj. van Heuven Goedhart,dec.
'Herstel van het Nederland van vóór 10 mei 1940, met verbetering van de 'uitwassen'
en 'grove fouten'
, achten wij onvoldoende. Met de bevrijding van ons vaderland is het historisch moment aangebroken voor een radicale vernieuwing van ons volksleven in staatkundige, sociale, economische en culturele zin.'
Rutgers kende die tekst niet toen hij uit bezet gebied vertrok, maar hij en anderen kenden wèl de gedachtengangen die er aan ten grondslag lagen. Die gedachtengangen hadden begin' 43 tot de breuk in Vrij Nederland geleid: Wim Speelman had zich toen met een groot deel van het productieen verspreidersapparaat afgescheiden en had, met steun van gelijkgezinden, Trouwopgericht waarvoor Jan Schouten, de politieke leider van de AntiRevolutionaire Partij, het eerste hoofdartikel had geschreven. Trouw stond, wat de overgangs- ennaoorlogs-tijd betrof, op een behoudend standpunt en de redactie wist zich gedragen door het feit dat geen democratische politieke partij er beter dan de ARP in geslaagd was, haar kaders bijeen te houden. Dat die ARP na de bevrijding ongewijzigd zou herrijzen, stond niet vast (wellicht zou een fusie met de Christelijk-Historische Unie mogelijk zijn) vast stond wèl dat het bevrijde Nederland een behoudende christelijke partij zou kennen, gebaseerd op een geloofsovertuiging die door de betrokkenen als even oprecht ervaren werd als door van Randwijk de zijne. Trouwens, die overtuiging was, zo voelden zij het, in de nood van de bezettingstijd verdiept. Op die nood had het gereformeerde volksdeel, waaruit de AntiRevolutionaire Partij voortgekomen was, allerminst passief gereageerd. Van harte namen de Gereformeerde Kerken aan het kerkelijk verzet deel; het Schoolverzet werd hoofdzakelijk door gereformeerden gedragen; uit hun rijen was de impuls tot oprichting van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers voortgekomen; zowel deze LO als de er mee verbonden Landelijke Knokploegen werden landelijk nagenoeg uitsluitend door gereformeerden geleid en aan de toppen van beide organisaties was bekend dat de leiding van een belangrijke spionagegroep als de groep'Albrecht'
voor een groot deel ook al uit gereformeerden bestond. Was de regering zich van al die feiten voldoende bewust? Was het beeld dat zich bij haar gevormd had van de illegaliteit, niet scheefgetrokken naar de progressieve kant? Was het niet wenselijk dat haar eens duidelijk gemaakt werd dat het geenszins vaststond dat de massa des volks bereid was, radicaal nieuwe wegen in te slaan? Moest de regering er niet veeleer rekening mee houden dat er na de bevrijding zo al niet weer een ARP dan toch een behoudende
In de kring waarin men deze en dergelijke vragen positief beantwoordde, werd in de eerste maanden van '44 overwogen, iemand naar Londen af te vaardigen die daar met voldoend gezag zou kunnen spreken, zulks op grond van het feit dat de betrokkene niet alleen een politiek ervaren man was maar tevens persoonlijk deelgenomen had aan allerlei vormen van verzet en illegaal werk. Waarom de keuze op prof. Rutgers viel, is niet precies bekend. - in elk geval voldeed hij aan beide vereisten. Hij had maar één ding tegen: zijn leeftijd. Hij was begin' 44 zes-en-zestig jaar.
Victor Henri Rutgers was in december 1877 in Den Bosch geboren. Na een rechtenstudie aan de Vrije Universiteit oefende hij eerst in Amsterdam, nadien in Hilversum de advocatuur uit. In Hilversum werd hij voor de Anti-Revolutionaire Partij lid van de gemeenteraad, maar toen hij in 1912 tot lid van de Tweede Kamer gekozen werd, vestigde hij zich in Den Haag. In '15 werd hij burgemeester van Boskoop, in '19 gedeputeerde van ZuidHolland. In '25-'
26 beheerde IUj als lid van het eerste ministerie-Colijn (dat na negen maanden aftrad) de portefeuille van onderwijs, kunsten en wetenschappen - een blijvende belangstelling voor het onderwijs vloeide hieruit voort. Talrijke functies ging hij in die sector na. zijn aftreden als minister uitoefenen, vooral in het christelijk bijzonder onderwijs. In die sector vond hij ook een eigen nieuwe dagtaak: in '28 werd hij hoogleraar aan diezelfde Vrije Universiteit waar ook zijn vader al hoogleraar geweest was. Hij doceerde er Romeins recht en strafrecht, maar hij was meer dan alleen maar hoogleraar en onderwijs-deskundige: actief op het gebied van de drankbestrijding, jarenlang regeringsafgevaardigde naar Volkenbondsvergaderingen, redacteur van De Rotterdammer, later van De Standaard, voorzitter van de anti-revolutionaire partij-organisatie in Amsterdam, lid van het landelijk bestuur van de ARP. Meer nog. Rutgers was een bij uitstek vredelievend en humaan man. Hij had in de jaren '20 een groot vertrouwen in de Volkenbond en gaf veel tijd aan organisaties die het pacifisme en de opbouw van een internationale rechtsorde voorstonden. Het Derde Rijk was hem een gruwel, de Jodenvervolging schokte hem diep. Het lot van de protestants-gedoopten onder de Joodse vluchtelingen uit Duitsland trok hij zich onmiddellijk aan. Hij werd voorzitter van het Protestants Hulpcomité voor uitgewekenen om ras en geloof - het oproeien tegen de stroom van
Zijn reacties op de bezetting waren (wat kon men anders verwachten?) zuiver - zuiverder dan de aanvankelijke reacties van Colijn. Onder het eerste stuk in De Standaard (22 mei '40) waarin geprotesteerd werd tegen Colijns uitval tegen koningin en kabinet in hetzelfde blad van IS mei, stond Rutgers' naam.' In augustus'
40 trad hij als voorzitter op bij de grote demonstratieve vergaderingen van ARP en CHU te Amsterdam. Aan de nota die in de herfst van '40 door vijf juristen naar Londen gezonden werd en waarin aangetoond was dat het gehele beleid van de bezetter in strijd was met het volkenrecht, werkte hij mee. In de wereld der anti-revolutionairen werd hij een der meest strijdbaren en actieven. Hij was een van de leiders van het Schoolverzet, een van diegenen ook die bij de Vrije Universiteit (in de eerste twee bezettingsjaren was hij er rector magnificus) de lijn strak hielden. Hij steunde de illegale pers al in een vroeg stadium en schreeflater artikelen voor Trouw. Jan Schouten had veel contact met hem en van het werk van het Grootburgercomité was Rutgers op de hoogte. Toen dat comité op I en 2 april '43 '
opgerold' werd, behoorde hij tot de gearresteerden, d.w.z. dat de gevangenisdeur zich toen al voor de tweede maal achter hem sloot: hij had namelijk in oktober-november '40 al drie weken lang vastgezeten als lid van een groep anti-revolutionaire voormannen.ê De 'SD'
wist niet, bij hoeveel illegaal werk de man betrokken was die opnieuwopgepakt was: begin september '43 werd hij vrijgelaten. 'Het verdroot hem'
, aldus later prof mr. J. Oranje, 'dat hij bij het ontslag uit Scheveningen te horen had gekregen dat zijn gevangenneming op een misverstand had berust. Zijn troost daarbij was dat ook deze mededeling zelf weer op een misverstand berustte."
Meteen knoopte Rutgers zijn verzetsen illegale contacten weer aan. Daarbij gaf hij, schreef later Bruins Slot, 'blijk van een onverstoorbare moed. Hij wist terdege wat er op het spel stond. Voor een betrekkelijk oud man, die geen bloed kon zien en die uitgesproken bang was voor pijn, is dit zeer opmerkelijk.
Hij drong zich niet op de voorgrond. De zucht naar leiderschap (ook een der
'Ik ben geen man om leider te zijn'
, zei hij eens, 'ik moet zijn de criticus naast de leider.'
Niettemin was hij leider.' 1
Het was na die tweede periode in gevangenschap dat Rutgers in nauwe aanraking kwam met Johannes Post. Dat had zijn goede reden. Rutgers had in Trouwalle liquidaties principieel veroordeeld - de leiding van de Knokploegen die van oordeel was dat hij daar te globaal en met niet genoeg kennis van zaken over had geoordeeld, had het van belang geacht, Rutgers er van te overtuigen dat het vaak volstrekt noo Izakelijk was, verraders van het leven te beroven, en dat daarbij met overleg gehandeld werd. Rutgers wèrd overtuigd - hij raakte diep onder de indruk van Posts persoonlijkheid. Maar Post niet minder onder de indruk van de zijne.
In januari en februari '44 ondernam de groep-'
Albrecht' twee pogingen om met een boot van onder de kust van Schouwen weg te komen - zo wilde de leiding belangrijke spionagerapporten snel naar Engeland overbrengen. Beide pogingen mislukten, de rapporten moesten in zee geworpen worden. Of het plan bestond dat Rutgers bij die twee gelegenheden mee zou oversteken, weten wij niet, maar toen in maart en april op een derde poging toegewerkt werd, kwam vast te staan dat hij tot de passagiers zou behoren. Dat werden er in totaal vijf: twee voormannen van de groep-'Albrecht'
, onder wie een van de leiders, Th. J. A. M. van Lier, voorts een Leids student, dan: de Leidse hoogleraar prof. dr. 1. G. M. Baas Becking (op wiens overkomst als Indisch deskundige de regering had aangedrongen''
) - en Rutgers. Ook Post had mee zullen gaan maar in nader beraad had van Lier de taak op zich genomen, aan de hand van stukken te rapporteren over de Knokploegen en op het zenden van sabotagemateriaal en wapens aan te dringen. Rutgers zou hem met wat hij van de Knokploegen wist, bijstaan en ook hij had van Post papieren meegekregen.J.H. J. S. Bruins Slot in Delleman: wij p.Dat was in de herfst vanook geschied; Baas Bedong was toen door het mislukken van de poging, de geheime agent van Hamel van het Tjeukemeer op te halen, in Duitse handen gevallen. In het daarop volgend proces was hij vrijgesproken.
Post was het geweest die in maart of april als eerste Rutgers op de mogelijkheid attent gemaakt had, in het bootje van de groep-'Albrecht'
over te steken. Rutgers was daar onmiddellijk op ingegaan. 'Professor'
, had Post toen gezegd, 'dat vinden onze eenvoudige jongens in het verzet nu zo fijn dat iemand als u, een deftig man, die vóór de oorlog ons volk voorging, dat nu ook doet en dat u de strijd en het gevaar van ons gewone volk deelt. Professor, je bent een kerel!'
Bruins Slot was bij dat gesprek aanwezig - hij heeft vastgelegd wat volgde: 'Op deze woorden draaide Rutgers zich om en zei: 'Dat geeft de duivel je in. Met zulke praatjes hebben jullie vroeger Kuyper bedorven!"!
Enkele dagen voor zijn vertrek had Rutgers een langdurig onderhoud met Drees, toen voorzitter van het Vaderlands Comité. Zij stelden vast dat Rutgers, gelijk al vermeld, in Londen over de positie van dat comité zou spreken, maar over meer nog: óók over het Politiek Convent, d.w.z. over het voortgezet contact tussen de zes democratische partijen. 'Hij wilde'
, schreef Drees ons, 'de regering duidelijk maken dat ze niet moest menen dat de oude politieke partijenna de bevrijdinghun betekeniszoudenhebben verloren en dat initiatieven speciaaluit het verzet zouden komen. Als anti-revolutionair zou hij ongetwijfeld sterk hebben doen uitkomen dat er plannen waren, onveranderd weer op te treden, behoudens de mogelijkheid van de samensmelting met de christelijkhistorischenin een protestants-christelijkepartij.'
2
In de avond van woensdag 26 en de vroege uren van donderdag 27 april '44 slaagden de vijf Engelandvaarders er in, met een houten motorraceboot die twee motoren had (een ingebouwde en een buitenboordmotor), van Klundert via het Haringvliet op de Noordzee te komen. Rutgers was vóór het vertrek voorgegaan in gebed, Toen men buitengaats was, bleek het pompje aan boord niet goed te functioneren, Baas Becking die volgens de taakverdeling voor het hozen zou zorgen (Rutgers zou de levensmiddelen verdelen), hoosde met zijn hoed. Anderhalf uur was men op zee toen hetJ.J. S. Bruins Slot in Delleman: wij p.Brief,aug.vanDrees.'De stemming aan boord was echter niet al te gedeprimeerd'
, aldus het gedenkboek van de groep-'Albrecht'
. 'Welhad men de kans van slagen praktisch opgegeven, maar men besloot de moed niet te laten zakken en hetgeen God zou beschikken,gelatente aanvaarden. Vooral prof. Rutgers gafhierin het voorbeeld. Geestelijkvolkomen ongebroken trachtte hij de overigen monter te houden door het opgeven van raadselsen het vertellen van interessanteervaringen uit zijn leven. Geen klacht kwam er over zijn lippen'"
ook niet, toen op vrijdag metershoge golven kwamen aanzetten die het stuurloze bootje heen en weer slingerden. Zaterdagochtend dreef het in de monding van de Oosterschelde. Het werd er door Duits kustgeschut beschoten. Dat hield met vuren op toen uit het bootje met een witte lap gezwaaid werd. Een paar uur later werden de vijf inzittenden door Duitse patrouillevaartuigen opgepikt.
Tijdens het schieten was Rutgers weer voorgegaan in gebed. Hij was de rust zelf 'Toen wij'
, aldus later Baas Becking, 'in triomf. .. naar Veere werden gevoerd, zat hij verrukt naar het landschap te staren. 'Welk een heerlijke dag'
, zei hij. 'Ik. ben nog nooit zo mooi Veere binnengevaren. Ik. had dit voor geen geld willen missen.' '
2
Uiteraard hadden de vijf gearresteerden alle bezwarende stukken over boord gezet - zij gaven zich voor simpele Engelandvaarders uit. Begin juli wees het Gericht des Admirals in den Niederlanden vonnis. Aan alle vijf werden tuchthuisstraffen opgelegd, straffen van twee jaar aan Rutgers en Baas Becking.
Van de vijf was Rutgers, de oudste, de enige die de bevrijding niet beleefde. Op 5 februari '45 stierfhij in de gevangenis te Bochum.