acties op de hoogte?
Te zijner verdediging heeft Rauter na de oorlog een lang verhaal opgehangen dat begin september' 43 een bevel van Hitler bij het Reichskommis sariat binnengekomen zou zijn hetwelk inhield dat in Noorwegen, Denemarken, Nederland en België voor elke 'inheemse'
nationaal-socialist drie anti-nationaal-socialisten vermoord moesten worden. Seyss-Inquart en Rauter zouden dat bevel terzijde gelegd hebben maar Feldmeijer die er in Berlijn van zou hebben vernomen, zou tegen die terughoudendheid hebben geprotesteerd, en toen vervolgens opnieuwenkele NSB'ers verinoord waren, 'kam der Reichskommissar', aldus Rauter ten overstaan van het Bijzonder Gerechtshof, 'und erklärte, dass er nicht mehr die Verantwortung dafür tragen könne, dass dey Führerbefehl nicht etabliert werde'l - pas nadien zou Rauter Naumann opdracht gegeven hebben, de zaak met Feldmeijer te regelen.
Die voorstelling van zaken is in strijd met de door ons aangehaalde, uit' 43 daterende stukken waaruit zo duidelijk Rauters initiatiefblijkt. Zij vindt ook in de feiten geen bevestiging. Acties die met de Silbertanne-ecsies te vergelijken zijn, zijn er in Noorwegen namelijk niet geweest", wèl in België en Denemarken; in België heeft zich evenwel het eerste geval van dien aard al op 31 december '42 voorgedaanê, en alleen in Denemarken zijn de acties inderdaad (zulks hing met Denemarkens positie samen) met Hitler besproken en door deze goedgekeurd, maar tot de eerste van die Deense acties is het pas begin januari' 44 gekomen, drie maanden na de eerste Silbertanne-actie in ons land." Bij die Silbertanne-acties ten onzent is, menen wij, Rauter van meet af aan als de motor opgetreden- en die visie wordt niet aangetast door
Toen op de eerste Silbertanne-uxse in Meppel en Staphorst nog andere gevolgd waren: wellicht één in Haarlem (twee gewonden), maar stellig één in Apeldoorn (één dode) en één in Blaricum (daar werd de bekende schrijver A. M. de Jong op 19 oktober in de gang van zijn woning neergeschoten"),126' De raad stelde eind oktober of begin november een '
proclarnatie' op. 'Wij waarschuwen de NSB ernstig'
, zo heette het hierin, 'dat indien deze vorm van represailles niet onverwijld wordt gestaakt, zij een burgeroorlog riskeert waarbij bloedige straatgevechten aan de orde van de dag zullen zijn' (noch de Raad van Verzet noch enige andere illegale organisatie bezat daar de wapens voor). 'Mocht de NSB zich nochtans niet wensen te storen aan deze waarschuwing, zo verklaart de Raad van Verzet zich genoodzaakt te
plaats omdat in Blaricum een aanslag gepleegd was op een kompaan van de WA (de man, een berucht helper van de vijand, werd slechts gewond), zulks in opdracht van de Raad van Verzet.
1 Injuli '43 had de Raad van Verzet, vermoedelijk via zijn eigen zender, aan de regering de vraag voorgelegd ofhet niet wenselijk was, 'wegens toenemend aantal arrestaties, doodvonnissen en bestiale behandelingen', represailles in bezet gebied te nemen die door Radio Oranje bekendgemaakt konden worden. Medio augustus seinde het Bureau Inlichtingen aan de geheime agent d' Aulnis: 'Daargelaten de vraag of zulke represailles mogelijk zijn en niet zouden leiden tot verergering toestand in Nederland, wil regering activiteit in deze richting slechts overwegen indien blijkt dat verzoek door andere illegale groepen gesteund wordt. Kunt u daarnaar spoedigst informeren bij organisaties en ondergrondse pers en resultaat melden.'
(Vollgraff: 'Overzicht telegrammen'
, p. 13). Twee weken later verzond d' Aulnis zijn antwoord. Hij had inlichtingen ingewonnen bij mr. C. R. C. Wijckerheld Bisdom te Den Haag, die vaak Nederlandse illegale werkers voor Duitse rechtbanken verdedigd had, bij Bosch van Rosenthal, bij ds. Gravemeyer, bij mgr. van de Loo, vertegenwoordiger van het Episcopaat in het Interkerkelijk Overleg, en bij A. J. Th. van der Vlugt, de Finse consul in Den Haag die contact had zowel met illegale groepen als met Duitse kringen. Hun unanieme advies was geweest; represailles zijn niet aanbevelenswaardig.
Wij vermelden in dit verband dat Rauter na de oorlog zijn algemene beleid, maar speciaal ook de Silbertanne-moorden, verdedigd heeft met de bewering dat in de eerste maanden van '43 via het Englandspiel 'ein Auf trag vorlag van England, vierzehn Nationalsozialisten zu ermorden und zwar führende Männer die aufgf!führt waren, dar unter, ieh erinnere mich, aueh van Geelkerken und van Geneehten, und dass lautlos schiessende Pistolen van England herûber gesehickt worden sind mit dem Zwecke, diese Morde durchzuführen.' (Het Proces Rauter, p. 197). Die opdracht zou volgens Rauter gegeven zijn door 'die niederldndische Regierung-Gerbrandy'. (a.v., p. 203). De regering heeft nimmer zodanige opdracht gegeven, wèl is die opdracht gegeven door de Britse Special Operations Executive, vermoedelijk omstreeks september '43, maar dat geschiedde in een periode waarin aan Engelse kant vermoed werd, dat door de Duitsers, althans via de verbindingen van sommige agenten, een Spiel gespeeld werd. 'De Engelsen'
, alsdus een Nederlands officier die met hen samenwerkte, 'wilden zien hoever de Moffen durfden gaan.'
(getuige H. Lieftinck, Enq., dl. IV c, p.
'willekeurige'
Nederlander drie 'willekeurige'
NSB' ers te doen terechtstellen, t.w. een hogere functionaris der partij alsmede twee mindere leden.'
Deze proclamatiewerdslechts opgenomen in De Waarheid en De Oranje krant - de redacties van de overige illegale bladen waren kennelijk van mening dat de Raad van Verzet principieel op de verkeerde weg was. Trouwens, de raad heeft nadien, voorzover ons bekend, in geen enkel geval conform zijn aankondiging gehandeld; eind maart' 44 besloot hij wèl om, zo enigszins mogelijk, van Geelkerken, Feldmeijer en Zondervan te liquideren (vermoedelijk vanwege hun leidende functies bij de Landwacht), maar die voornemens konden niet verwezenlijkt worden. De drie genoemde personen werden duchtig bewaakt - Feldmeijer was trouwens in de zomer van '43 op last van Rauter uit Wassenaar verhuisd naar een woning binnen de '
vesting Scheveningen'.
Met het feit dat de Silbertanne-moorden door de illegaliteit niet beantwoord werden met overeenkomstige acties tegen NSB' ers, is intussen niet alles gezegd - die moorden gingen voor de illegaliteit namelijk wel degelijk een groot probleem vormen. Wij stipten dat al aan in een vorig hoofdstuk. Natuurlijk was door de meeste illegale groepen die politieke tegenstanders geliquideerd hadden, ook al vóór zich de berichten over de Silbertanne moorden verspreidden (de term' Silbertonne' bleef in die tijd onbekend), met overleg gehandeld: zij hadden niet willekeurige tegenstanders uit de weg geruimd maar verraders die een acuut gevaar vormden voor de illegaliteit, of personen die zij in andere opzichten als bij uitstek belangrijke helpers van de vijand beschouwden. Dat het uitschakelen van verraders, wat ook de gevolgen mochten zijn, voortgezet moest worden, was evident - maar de aanslagen op anderen? Elke illegale groep die overwoog, een gevaarlijke 'foute'
politie-functionaris of een zijn staf opjagende 'foute'
directeur van een gewestelijk arbeidsbureau uit de weg te ruimen, moest met de mogelijkheid rekening houden dat wraak genomen zou worden op onschuldigen: zulk een liquidatie ging dan enkele mensenlevens kosten. Anderzijds mocht men aannemen dat men door het uitschakelen van een belangrijk helper van de vijand àndere mensenlevens zou redden, direct doordat die ijverige helper aan de vijand zou komen te ontvallen, indirect doordat zijn liquidatie voor derden een waarschuwing zou zijn, zich ten aanzien van hun dienstbaarheid aan de vijand in te tomen. Met dat al deed het 'negatieve'
gevolg (dat er Silbertanne-slachtoffers vielen) zich onmiddellijk voor en bleef het 'positieve'
(dat de levens van landgenoten beschermd werden) op speculaties berusten die weliswaar gefundeerd waren maar waarvan men de verwezenlijking niet onmiddellijk kon waarnemen.
Er zijn in ons land Silbertanne-acties uitgevoerd van eind september '43 tot begin september'
44, ongeveer elf maanden lang dus. Het is niet gemakkelijk, er enig systeem in te ontdekken. Om te beginnen willen wij er aan herinneren dat, toen tot deze vorm van terreur besloten werd, in beginsel ó6k (en zulks met instemming van Mussert) was vastgesteld dat naast de Stlbertanne moorden telkens een aanzienlijk aantal anti-Duitse Nederlanders naar een concentratiekamp zou worden overgebracht. Voorzover ons bekend, is het slechts bij schaarse gelegenheden tot dat laatste soort actie gekomen, nl. medio november in Groningens Westerkwartier (er verdwenen toen acht-endertig personen naar het concentratiekamp Vught)", begin januari '44 in Leiden (Rauter had geëist dat vijf-en-tachtig Leidenaren gearresteerd zouden worden - men voerde er twee-en-dertig naar V ughtê) en, eveneens begin januari, in de stad Groningen (zes-en-dertig personen werden naar Vught gebracht), later in januari opnieuw in Groningen (een-en-twintig arrestanten) en eind april in Bedum en omgeving (ca. honderddertig personen, hoofdzakelijk jongeren, verdwenen toen naar het concentratiekamp Amersfoort; velen werden vandaar naar kampen in Duitsland overgebracht waar een-entwintig stierven). Latere razzia's die met een Silbertanne-actie gecombineerd werden, zijn ons niet bekend. In totaal zijn dus door de met een Silbertanne gecombineerde arrestaties ca. tweehonderdzestig personen in Duitse handen gevallen van wie enkele tientallen omgekomen zijn. Wij voegen nog toe dat de achtergrond van deze arrestatie-acties door de volgende feiten werd gevormd: in Groningens Westerkwartier was de zoon van een belangrijk helper van de Duitsers gedood", in de stad Groningen was een 'foute'
politie-officier geliquideerd en, later, een V-Mann gewond, in Bedum was een tweede 'foute'
politie-officier geliquideerd en in Leiden de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau gewond.
Bij de Silbertanne-acties moet men twee fasen onderscheiden: de fase tot omstreeks april '44 waarin uit elk van de vijf SS-Standaarden een groepje moordenaars gerecruteerd was, en de fase van omstreeks april tot begin
1 Het schijnt dat aan Rauters aanwijzing om, gekoppeld aan de eerste Silbertanne actie, '100 bekannte Hetzer aus der Provine Drente' onmiddellijk te arresteren, geen gevolg gegeven is. 2 Tot hen behoorden vijf hoogleraren, onder wie prof. mr. R. P. Cleveringa. De vroegere secretaris van het Leidse curatorium, mr. P. J. Idenburg, wist die vijf in de zomer van '44 vrij te krijgen. 3 De Friese Knokploeg had de vader willen liquideren en schoot, toen zij deze niet aantrof, de zoon neer - een handelwijze die in strijd was met hetgeen de Knokploegen, en speciaal de Friese (men denke aan het 'officiële'
veemgericht), over het algemeen volgden.
In die eerste fase hebben de Silbertanne-acties aan drie-en-dertig Nederlanders het leven gekost; er zijn daarbij slachtoffers gevallen in acht of negen gemeenten.'
Waardoor is het tot de tweede fase gekomen?
Een van de factoren die daartoe leidden, was het feit dat uit de oorspronkelijke vijf groepjes verschillende SS'ers ongeschikt of ruinder geschikt gebleken waren voor de hun toevertrouwde taak; de 'felsten'
bleven over en zij werden samen met een aantal nieuwelingen, die ten dele weer door de leiders der Standaarden gerecruteerd waren, rechtstreeks onder Feldmeijer geplaatst. Het betrofhier een man of vijftien die in Den Haag op het stafkwartier van de Germaanse SS van Feldmeijer te horen kregen dat geheimhouding hun eerste plicht was. 'Indien ook maar iets uitlekte omtrent dergelijke acties'
, aldus later een der leden van het Sonderkommando,
'stonden wij met het ene been in het concentratiekamp en met het andere in het gra£'
2 Al die vijftien waren, evenals trouwens hun voorgangers, Oostfront-vrijwilligers geweest. Zij voelden zich, schreef na de oorlog H. W. van Etten (tot in de lente van ,44 hoofdredacteur van Storm-S'Sê),
'revolutionairen die om de wille van hun heilsconceptie de hand aan hun evenmensen sloegen'
- een conceptie die van Etten overigens afwees: 'Men schiet niet op hazen in hun leger. Het is deze onsportieve laag- en lafhartigheid die de Silbertanne-lieden ver stelt beneden elk krijgsmansfatsoen.v
Enkele chefs van Aussenstellen der Sicherheitspolizei und des SD dachten er niet anders over (hetgeen hen, gelijk reeds opgemerkt, als regel niet verhinderde, de gegeven bevelen uit te voeren), en van Naumann was wel op 13 september' 43 het telexbericht aan die chefs uitgegaan waarin hij de plannen voor de silbertanne-acties had ontvouwd, maar Naumann had kort tevoren, althans dat zei Seyss-Inquart op 6 september aan Mussert, het doodschieten van gijzelaars 'das Bankrott der Polizei' genoemd. Terecht ook:
1 Apeldoorn, Bedum, Beverwijk, Blaricum, Groningen, Grootegast, Haarlem (vermoedelijk), Leiden en Soest. 2 Boom-Amsterdam: p.v. inz. Rauter (Silber tanne) (16 april 1946), p. 4 (getuige H.B.) (Doe 1-1380, C-1). 3 Van Etten werd in april' 44 uit zijn functie ontheven mede omdat hij naar Seyss-Inquarts oordeel te fel tegen de kerken tekeer placht te gaan. Hij stond toen al in contact met een groepje dat aan de spionage-organisatie Geheime Dienst Nederland aangehaakt was. In september '44 werd hij wegens een conflict met Feldmeijer uit de Germaanse ss geroyeerd en een maand later, verdacht van het doorgeven van geheime gegevens (dat was maar al te waar), gearresteerd. In een Duitse gevangenis werd hij in april '45 bevrijd. 4 H. W. van Etten: 'Beschouwing over de Silbertanne-moordenaren' (1947), p. 7-8 (Doc 1-447, a-II). 12'slordig'
uitgevoerd hadden waardoor het gevaar van ontdekking ontstond (voorkomen moest worden dat de Nederlandse politie ooit een spoor van de daders vond), maar het is ook mogelijk dat Naumann aan zijn streven, de Silbertanne-acties geleidelijk te doen eindigen, de vorm gaf van een poging om in eerste instantie de Nederlandse helpers uit te schakelen. Dat laatste zou betekenen dat Feldmeijer niet langer zou weten of en in welke mate Silber tanne-actiesuitgevoerd waren - Naumann en de chefs van zijn Aussenstellen verwachtten niet anders dan dat Feldmeijer, telkens wanneer hij aanleiding meende te hebben tot klachten over 'slap optreden'
, zich onmiddellijk tot Rauter zou wenden die er op stond dat de silbertanne-acties meedogenloos voortgezet werden.
Dat Rauter met Naumann slecht kon opschieten, vermeldden wij al in hoofdstuk 5. Naumann was plomp en recalcitrant en miste ten enenmale de geslepenheid van Harster. Bij de chefs van zijn Aassenstellen had hij niet veel gezag - dat alleen al maakte hem voor Rauter tot een weinig capabele Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD. Het was de Silbertanne-affaire die tenslotte tot een scherp conflict tussen hen beiden leidde. Bij de Silber tanne in Leiden (begin januari) liet Naumann de slachtoffers namelijk niet door Nederlandse SS'ers neerschieten maar door Duitse functionarissen van de Sicherheitspolizei. 'Dat Naumann tegen het gegeven bevel had gehandeld, was', zo constateerde dr. A. E. Cohen terecht, 'even erg als dat hij de opzet van de Silbertanne had miskend.'! Rauter was des duivels en Naumann kreeg de wind van voren. Maar Naumann ging er niet anders over denken en toen hij eind april of begin mei vanuit een vergadering met de chefs van zijn Aussenstellen, mede op aandrang van enigen hunner, Ranter opbelde teneinde opnieuw te bepleiten dat de SS'ers bij de Silbertanne-acties uitgescha
1 A. E. Cohen in Studies over Nederland in oorlogstijd, dl. I, p. 206. 12
Inmiddels was, gelijk reeds vermeld, het Sonderkommando-Feldmeijer gevormd om de Silbertanne-acties voort te zetten. Wij weten met zekerheid dat dit Sonderleommando inwoners uit minstens elf steden of dorpen- vermoord heeft, en dat daarbij minstens een-en-twintig slachtoffers zijn gevallen. Rauter was over de prestaties van dit Sonderleommando bepaald tevreden: de meest actieve leden ontvingen na enkele maanden Duitse onderscheidingen. Schöngarth die, schijnt het, pas in augustus bemerkte dat er zoiets als een Aktion Silbertanne bestond, was minder ingenomen. Hij was een veel krachtiger figuur dan Naumann en allerminst bevreesd om tegenover Rauter voet bij stuk te houden. Hij zette een punt achter de Aktion - het Sender kommando werd tot lijfwacht van Feldmeijer getransformeerd. Dat geschiedde begin september. Van belang was daarbij dat inmiddels van Hitler een bevel was uitgegaan hetwelk inhield dat berechting van gearresteerde illegale werkers in de bezette gebieden voortaan achterwege moest blijven: deze moesten ter plaatse neergeschoten worden. Dat spaarde moeite en geld (de Duitse rechtspleging verviel) en Hitler nam aan dat van dit nieuwe scherpere optreden een aanzienlijke afschrikwekkende werking zou uitgaan; daarvoor had men de Silbertanne-acties niet meer nodig.
Naast deze acties is het in de lente en zomer van '44 ook voorgekomen dat op aanslagen op '
foute' figuren niet gereageerd is met een Silbertanne-actie maar louter met een razzia waarbij men jongens en mannen binnen bepaalde leeftijdsgrenzen trachtte te vangen. Zo werden medio april in Beverwijk, waar de groepsleider van de NSB gewond was, vijfhonderd jongens en mannen gegrepen van wie ca. driehonderd naar de Duitse fabrieken verdwenen. Er zijn meer van die acties geweest, wij hebben er evenwel geen
1 A.v. 2 Apeldoorn, Arnhem, Asten, de Beemster, Berkhout, Breda, Gemert, Groningen, Grootegast, Heerenveen, Naaldwijk, Velp en Voorschoten. 12
Afgezien van deze vier hebben de Silbertanne-ecsies (eerste en tweede fase bijeengeteld) rechtstreeks aan minstens vier-en-vijftig Nederlanders het leven gekost terwijl bovendien van de vele honderden die in combinatie met die acties gearresteerd werden, enkele tientallen om het leven kwamen.
Met nadruk willen wij er op wijzen dat die cijfers veel hoger zouden zijn geweest, indien de moordenaars aan hun acties de omvang hadden kunnen geven die hun gelast was. Dat was niet het geval. Toen het namelijk door de berichten over die geheimzinnige moorden (berichten in de dagbladpers, berichten in illegale bladen, maar ook berichten die mondeling doorgegeven werden) tot de bevolking doorgedrongen was dat, als illegale groepen liquidaties gepleegd hadden, overgegaan werd, althans kon worden, tot sluipmoorden op gewone burgers, gingen, als zich ergens zulk een liquidatie voorgedaan had, veel mensen een tijd lang bij familieleden of kennissen slapen; in plattelandsstreken kwam het wel voor dat men, zelfs in de winter, dan ergens in de velden of bossen ging overnachten. Overdag, dat wist men, was men veilig - die geheimzinnige moorden wetden steeds gepleegd als het donker was. Welnu, een gevolg van deze en dergelijke veiligheidsmaatregelen was dat diegenen die de Silbertanne-acties uitvoerden, menigmaal de personen die op hun lijstje stonden, niet konden vinden. Dan schoten zij soms wel eens willekeurige anderen neer (in een enkel geval heeft Rauter, ontevreden over het feit dat het door hem bepaalde aantal slachtoffers: drie of vijf, niet gehaald was, daar persoonlijk opdracht toe gegeven), maar dat geschiedde niet vaak.
Ook bij de ophaalacties of de razzia's die met een Silbertanne-actie gecombineerd werden, kreeg de bezetter als regel veel minder personen in handen dan voorgeschreven was; bij de ophaalacties bleken velen niet thuis te zijn
'Ook bij deze actie was door de betrokken Knokploeg niet gehandeld volgens de voorgeschreven normen. Een uitspraak van het 'veemgericht'
was niet afgewacht en de leiding van de Friese KP had geen duidelijke machtiging tot de liquidatie gegeven. De NSKK-man, op dat moment niet meer dan een potentiële verrader, werd, toen men de aanslag op hem pleegde, slechts gewond. Hij werd toen in een auto naar een boerderij gebracht waar de KP'ers het niet over hun hart konden krijgen, de man te doden; die taak werd toen door een Geallieerde 'piloot'
overge
Het is moeilijk, het effect weer te geven dat deop de massa van de bevolking gehad hebben: wij weten niet in hoeverre de berichten daaromtrent tot die bevolking doorgedrongen zijn. Het dagelijks bestaan was, door het dalen van de rantsoenen en de hand over hand toenemende moeilijkheden op vrijwel elk gebied, voor die bevolking een doorlopende worsteling geworden - bij wie zich in zulk een situatie bevindt, hebben ook schokkende berichten vaak slechts een kortstondige uitwerking. Intussen was het zonder twijfel in grote delen van het land bekend, tot welke nieuwe wandaden de bezetter zijn toevlucht genomen had. Het feit dat zovelen zich gingen schuilhouden wanneer ergens een verzetsdaad gepleegd was die tot represailles kon leiden, is veelzeggend. Dat schuilhouden was niets nieuws: dat deed men al allerwege, telkens wanneer razzia's plaatsvonden waarbij jacht gemaakt werd op arbeidsinzet-'
weigeraars' en '
contractbrekers'.J.J.12
'Woede en walging wisselen elkander af'
, aldus een treffende passage uit het hoofdartikel in het nummer van Het Parool dat in februari' 44 van hand tot hand ging-, 'wanneer wij denken aan de schanddaden die de Duitsers bij wijze van inzet van I944 op hun kerfstok hebben gegrift. In Groningen, in Almelo', in Leiden, in Soest, wellicht ook elders nog ... zijn rijen schuldeloze lieden als honden neergeknald, uit wraak over een aanslag op een of andere landverrader. Naar de werkelijke daders zoeken de Duitsers niet meer. Hun 'recht'
heet willekeur, hun 'gezag'
terreur. Soms werd gelast dat de lijken, alsstaalvan fijn-Germaanse smaak, een dag en een nacht op straat moesten blijven liggen. Het is mogelijk, dat vroeger eeuwen tonelen van even mensonwaardige en stuitende aard opgeleverd hebben. Wij zouden daaruit geen troost kunnen putten. De barbarij die hier thans wordt botgevierd, de godvergeten terreur waaraan wij machteloos zijn overgeleverd, zij overtreffen in smerigheid alles wat wij ons in onze somberste ogenblikken voorgesteld hebben.v
Waar bleef de Geallieerde invasie ? Waar de bevrijding? Elke dag uitstel voelde men als een dag teveel.Het artikel was door van Heuven Goedhart geschreven.Hier was een arrestant bij een poging om te ontvluchten, neergeschoten. S Het Parool, 64 (5 febr. 1944), p.