Dat de behandeling in het strafkamp te Altengrabow bijzonder slecht was, wordt door andere relazen bevestigd en de lijst met de namen van honderdvij£ overledenen kan moeilijk gefantaseerd zijn geweest, maar dat van de lagere beroepsmilitairen en grenadiers niemand onder de uitgeoefende druk bezweken zou zijn, is op zichzelf al onwaarschijnlijk en wordt in die andere relazen ook tegengesproken. In één wordt gezegd dat 'de meesten'
zich wel op het in de Geneefse conventie neergelegde verbod beroepen hebben en zijn blijven weigeren, maar dat anderen, 'weinigen'
, zich voor verboden werk opgegeven hebben.' De schrijver van het in Ons Volk gepubliceerde relaas werd medio juli, na ruim twee maanden dus, met anderen uit het strafkamp te Altengrabow naar het grote krijgsgevangenenkamp te Mühlberg aan de Elbe overgebracht (zie de kaart op pag. 124). Die afvoer uit Altengrabow (uit het 'gewone'
kamp èn het strafkamp) heeft volgens gegevens van de marine geduurd van mei tot september '43 en daarbij zijn Nederlandse krijgsgevangenen niet alleen in Miihlberg terechtgekomen maar ook in Fallingbostel, Ludwigsburg, Stuttgart en Trier. In die laatste vier plaatsen werd, naar wij aannemen, wel degelijk werk verricht en in Mühlberg (waar wij meer van weten) werd in elk gevalopnieuw pressie uitgeoefend om zich voor werk beschikbaar te stellen. Een deel van de onderofficieren is ook daar blijven weigeren en deze groep (ze schijnt uiteindelijk een kleine honderd man geteld te hebben) is toen afgevoerd naar strafkampen oostelijk van Krakau (ze is in augustus '44 naar Mühlberg teruggebracht) - daarentegen is, aldus het bureau maritieme historie van de marinestaf, 'het overige personeel vrijwel geheel bij de arbeidsinzet ingeschakeld geworden, waarbij zo goed als geen rekening werd gehouden met de voor de krijgsgevangenen verboden werkzaamheden.l''