Op de plaats in het gebouw waar de drie Gestelse en de twee Haarense gijzelaars samengebracht werden, konden de drie Gestelse nog van een enkeling afscheid nemen - Baelde van een oom, mede-gijzelaar (aan wie hij speciaal vroeg, de religieus-socialistische voorman dr. w. Banning, die ook in Gestel gegijzeld was, te danken voor het vele dat hij hem in zijn leven had geschonken), van Limburg Stirum van zijn broer c. W. graaf van Limburg Stirum. 'Ga zitten en steek een sigaret op'
, zei hij tegen die broer, 'ik ben aan mijn brief bezig'
": de afscheidsbrief aan zijn vrouw. Schimmelpenninck, de jongste van de vijf (hij was acht-en-twintig, zijn vrouw was in verwachting), doorleefde de laatste nacht van zijn leven, 'met eenmoed en een nobelheid die'
, aldus een in het Gedenkboek Gijzelaars kamp Haaren opgenomen 'In memoriam'
, 'niet te bevatten zijn. Rustig neemt hij zijn laatste beschikkingen, schrijft een order aan de bank, zijn vrouw het nodige geld uit te keren ... , ontvangt een notaris om zijn uiterste wil op te stellen' (dit was een gijzelaar, haastig gewekt) 'en schrijft een afscheidsbrief aan al de zijnen."
Aan een van de drie predikallten (alle drie gijzelaars) die geestelijke bijstand mochten verlenen aan de vijf die nog maar enkele uren te leven hadden, gaf Schirnrnelpenninck op, welke bijbelteksten in hun samenzijn behandeld moesten worden. 'Ik hoop en vertrouw'
, zei hij ten afscheid tegen de predikant, 'dat mijn dood nog vrucht mag afwerpen voor de zaak Vall ons vaderland, Dat is een rechtvaardige zaak en daarvoor ben ik bereid te sterven."