Dat de gijzelaars in Haaren en Gestel met heftige verontwaardiging kennis genomen hadden van de executie van vijf hunner, spreekt vanzelf ('de bloedige strepen die nu getrokken worden, zijn, vrees ik', schreef Banning aan zijn gezin, 'in geen twee generaties uit te wissen"
), maar naast die verontwaardiging was er ook een begrijpelijke angst voor het eigen lot. Wie zouden de volgende slachtoffers zijn? Volgens welke criteria hadden de Duitsers Baelde, Bennekers. van Limburg Stirum, Ruys en Schimmelpenninck eigenlijk uitgekozen? Dat was niemand duidelijk. Menigeen besloot, voortaan jegens de bezetter een zekere voorzichtigheid in acht te nemen. Kort na de r sde augustus werden de gijzelaars man voor man in de bureaus van de Kommandanten geroepen waar hun een reeks politieke vragen voorgelegd werd die zij in Haaren schriftelijk, in Gestel mondeling moesten beantwoorden. Zodra de eerste ondervraagden hadden kunnen meedelen, hoe die vragen eigenlijk luidden, werd in Haaren door de kampleiding geadviseerd, het antwoord op de vraag 'königstreu?' uit de weg te gaan door in te vullen: 'Ik beschouw het Koninkrijk der Nederlanden als nog in oorlog met Duitsland'
. Volgens Linthorst Homan waren er op de ca. zevenhonderd gijzelaars die op dat moment in het kamp aanwezig waren, niet meer dan vijf of zes die de vraag 'leonigstreu?' met een eenvoudig 'ja'
beantwoordden (Homan zelf was een van die vijf of zes), en vulde ongeveer twintig procent achter de vraag: 'deutschfreundlich?' 111: 'Nicht deutschjeindlich", 2 In Gestel werd, aldus Vestdijk,