Bij de uitbreiding nu van Amersfoort (en de aanleg van terreinen in de buurt) waren in de loop van' 42 de gevangenen die er toen opgesloten zaten, intensief ingeschakeld: voor het rooien van bomen, voor egaliseringswerk, voor allerlei sjouwwerk, om te metselen, te timmeren enz., enz. Met die uitbreiding hing uiteraard samen dat ook de omheining verplaatst werd. Die omheining bestond uit twee dubbele prikkeldraadversperringen van vier meter hoog; bij de binnenste versperring behoorden acht wachttorens die dag en nacht bezet waren. Tussen de binnenste en de buitenste versperring lagen de barakken van de kamp-SS alsmede een betonnen strafbunker die aan het oorspronkelijke legerkamp toegevoegd was. Er was ook nog, op enkele honderden meters afstand, een derde, lagere prikkeldraadomheining; in het gebied tussen de tweede en de derde omheining (gebied waar steeds gevangenen-Kommandos aan het werk waren) patrouilleerden SS'ers; zij vormden de äussere Postenkette. Dat het voor burgers verboden was, het gehele gebied te naderen en te betreden (dat verbod werd op waarschuwingsborden kenbaar gemaakt), spreekt vanzelf. Tussen de tweede en de derde omheining lagen dichte bospercelen: men kon van buiten af niet zien wat zich in en bij het kamp afspeelde.