Eerder herinnerden wij er aan dat het vertrek van de koningin uit Den Haag plaatsgevonden heeft zonder overleg met, laat staan goedkeuring door het kabinet. In haar visie representeerde niet dat kabinet de continuïteit van de Nederlandse staat - zij deed dat, zij alléén. en dat zij zo spoedig, zo smadelijk spoedig, haar land had moeten verlaten, nam zij de verantwoordelijke ministers kwalijk. Hoe onvoldoende waren dezen op ,s lands veiligheid bedacht geweest! Hoe vaak had, om slechts dat ene te noemen, majoor Sas uit Berlijn gewaarschuwd! Zij wenste nu precies te weten wat de inhoud van zijn waarschuwingen geweest was, en zijn mededelingen daaromtrent (hij werd na aankomst in Engeland onmiddellijk 'in een lange audiëntie ontvangen' en moest 'herhaaldelijk . . . terugkomen om nogmaals zekere details te herhalen'ê) waren evenveel kerven aan de balk van het kabinet. Dat de Geer als voorzitter diende te verdwijnen, stond (aldus de veronderstelling die wij eerder uitten) al eind mei voor haar vast, tenzij hij natuurlijk zijn gehele houding in gunstige zin wijzigde. Het tegendeel was het geval. In Gerbrandy vond zij de bondgenoot die zij nodig had: men mag wel stellen dat de koningin en hij samen de Geer opzij geschoven hebben-nadienJ.10Booy, Th.Geer, D. J. deGerbraody, P. S.Mi nisteries-Gerbrandy (r940-1945)Sas, G. J.Sas jr., G. J.KERSTMIS' 40was de koningin, niet zonder diep wantrouwen jegens de 'defaitisten', bereid, Gerbrandy's pleeg a fair chance te geven. Zij onderstreepte dat door op 23 december '40 alle ministers naar Eaton Square uit te nodigen voor de viering van het Kerstfeest - prins Bernhard, Beelaerts, van Tets en van Lidth waren daar ook aanwezig en in een korte toespraak die de koningin hield 1, onderstreepte zij dat de prins en zij zich bewust waren dat de ministers het in het persoonlijke vlak zwaarder hadden dan 'mijn schoonzoon en ik ... (Wij) hebben het voorrecht vrij te kunnen schrijven en hen die wij liefhebben, veilig te weten in een gastvrij, vriendschappelijk land - hoeveel moeilijker nog heeft u het allen.' Er heerste bij die Kerstviering, aldus later van den Tempel, man van grote huiselijkheid (hij had zijn ambtgenoten op Ia december, in de eerste vergadering van de ministerraad na Sinterklaas, op een banketletter getracteerd), 'een allergenoegelijkste stemming van verbondenheid ... , welke de harten verwarmde.' 2 Nu, dat genoegen was bij Welter niet onverdeeld, want toen alle ministers een klein Kerstgeschenk van de vorstin kregen, ontging het hem niet dat het zijne 'een prul' was; 'ik kan wel zien dat ik uit de gratie ben', zei hij tegen Bolkestein. 3 Omgekeerd kregen Gerbrandyen van den Tempel het fraaiste geschenk: een actetas; 'wij staan in de pas', zei Gerbrandy tegen de tweede gelukkige."