Na het eindeloos lijkende jaar '42 werd zij, al had dan ook het einde van dat jaar 'de grote ommekeer'
gebracht (Alamein, Stalingrad), in '43 en '
44 nerveus en verdrietig. Zij pleegde roofbouw op haar krachten, ze slikte veel pervitine. Soms maakte zij op bezoekers een uitgesproken overspannen indruk - artsen onder de Engelandvaarders schreven haar daar wel eens bezorgde brieven over. Zij leed onder de duur van de oorlog die (zo kwam het de bevolking in bezet gebied óók voor) wel eindeloos leek - en toch: ééns zou de bevrijding daar zijn! Voor de radiotoespraak die zij dán zou houden, begon zij in de vroege zomer van '44, vermoedelijk kort na D-Day (6 juni '44), de eerste ontwerpen te maken. 'Mannen en vrouwen van Nederland'
, aldus de aanhef, 'onze taal kent geen woorden voor de blijdschap van dit ogenblik. Ons volk, vertrapt, gefolterd, nog bloedend uit vers geslagen wonden, is vrij, is vrij, is vrij !'
3 Het was als een kreet, recht uit haar hart.