Hun 'opvang'
liet vooral in de eerste twee jaar veel te wensen over: talrijke Engelandvaarders ergerden zich aan het feit dat zij telkens hetzelfde verhaal moesten afdraaien voor weer andere ambtenaren en zij misten vooral menselijke belangstelling van de zijde van het overheidsapparaat. Pas in juli' 42 werd door de zorgen van minister van Boeyen een tehuis in Wimbledon, in het zuiden van Londen, geopend, 'Huize Florys'
, waar Engelandvaarders na hun vrijlating uit de Patriotic School enige tijd op verhaal konden komen; wat hun onmiddellijke huisvesting betrof, hadden zij dan geen zorgen meer, maar dat betekende niet dat zij het gevoel kregen dat de ambtelijke bureaueratie met welke zij te maken kregen, voldoende begrip voor hen had. 'Men is gekomen'
, zo stelde in augustus '43 een Engelandvaarder op schrift, 'met de vaste wil om te vechten en net zo lang te vechten, totdat onze landgenoten in bezet gebied in Nederland dan wel in Indiƫ weer vrij zullen kunnen ademhalen. Men heeft het beloofde land bereikt, en men ontmoet niets dan lauwheid, onverdraagzaamheid en inactiviteit, hetgeen 'n verlammende invloed uitoefent.'!