Als nieuwe ontmoetingsplaats werd (het door de Japanners bezette) Sjanghai uitgekozen en daar konden Jongejan en Boerstra in de eerste dagcn van januari' 41 langdurig spreken met Idenburg ; deze laatste had, om een 'tweede man' bij de gesprekken te hebben, uit Batavia een andere hoge ambtenaar meegenomen, J. Ramaer. Jongejan en Boerstra lichtten hun memoranda uitgebreid toe, gaven antwoord op de door Steenberghe
BataviaBoerstra. M.Gezantschap, Nederlands, in JapanGijzelaars, IndischeHitler, A.Internering, in Nederlands-Indië, van ChinezenJongejan, W. G. F.Kleffens. E. N. vanManilaRamaer, J.RijksduirsersSjanghaiSreenberghe, M. P. L.Welter, Ch. J. I. M.GERBRANDY'S EERSTE JAARgestelde 'economische' vragen, weigerden antwoord op de 'militaire', en onderstreepten vooral dat als teken van goede wil de internering van de Duitsers in Indië beëindigd moest worden. Idenburg en Ramaer deelden van hun kant mee dat het gouvernement niet verder wilde gaan dan de 'ongevaarlijke' Duitse vrouwen en de kinderen te laten vertrekken en dat op de toestanden in de interneringskampen niets meer aan te merken viel. Op 10 januari keerden Jongejan en Boerstra naar Tokio terug. Zij brachten er rapport uit aan de Duitse ambassadeur, aan wie zij meedeelden hoe het er met de geïnterneerden voorstond; zij voegden daaraan toe dat, naar hun persoonlijke mening, van Starkenborgh 'ernsthai]' de mogelijkheid overwoog, alle geïnterneerden in de gelegenheid te stellen, Indië te verlaten." Die toevoeging welke pure fantasie was (Idenburg en Ramaer hadden niets van dien aard gezegd), was een poging, het nemen van nieuwe gijzelaars in bezet gebied te voorkomen - het Reichsleommlssariat had in oktober aan Jongejan en Boerstra, vóór hun vertrek uit Den Haag, meegedeeld dat enkele duizenden Nederlanders op de nominatie stonden om, als Indië niet toegaf, opgepakt te worden.