Gerbrandy besprak zijn opzet eerst met Albarda en Bolkestein; Bolkestein wilde zich wel schikken, Albarda protesteerde maar zei niet dat hij, als Gerbrandy doorzette, zou aftreden. Bolkestein en Albarda waren de eersten van wie van den Tempel op 2 juli hoorde wat Gerbrandy van plan was.
Albarda,J. W.Beelaerts van Blokland, F.Boeyen, H. vanBolkestein, G.Dijxhoorn, A. Q. H.Furstner,J. Th.Kleffens. E. N. vanMichiels van Verduynen, E. F. M. J.Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)Soci aal-Democra ti sc he Arbei dersparti j (SDAP)Tempel, J. van denWelter, Ch. J. I. M.GERBRANDY'S EERSTE JAARNu, dat schoot hem geheel in het verkeerde keelgat. Nog diezelfde dag zocht hij verontwaardigd Gerbrandy op en zijn woede steeg ten top toen hij van Gerbrandy vernam dat deze niet alleen voornemens was, Sociale Zaken aan van Boeyen te geven (die dus vier portefeuilles zou beheren: Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken, Oorlog, Sociale Zaken), maar dat van Boeyen ook zo oncollegiaal geweest was om het aanbod zonder overleg met van den Tempel te accepteren. Gerbrandy's tegenwerping: 'dat de koningin zich tevoren met zijn plannen verenigd had", maakte op van den Tempel niet de minste indruk en hetzelfde gold voor Gerbrandy's belofte dat van den Tempel op de dag van de bevrijding weer minister van sociale zaken zou worden; deze zei tegen Gerbrandy dat hij onder geen beding bereid was, in de nieuwe constructie als minister aan te blijven en zocht onmiddellijk contact met Steenberghe. Tegen diens algemene opvattingen had hij wel bezwaren, maar hij kende hem als een ambtgenoot met zuiver constitutioneel besef Steenberghe kon hem een belangrijk novum meedelen: hij 'had', noteerde van den Tempel enkele dagen later, 'van Gerbrandy vernomen dat de koningin nadrukkelijk als haar recht had gestipuleerd, ministers aan te wijzen naar welgevallen - zonder gebonden te zijn aan de vroegere Nederlandse verhoudingen."'Naar mijn mening', zo concludeerde van den Tempel, 'groef Gerbrandy (die trouwens allerminst bleek opgewassen tegen zijn taak) zijn eigen graf' (was hij eenmaal ministerpresident van een 'koninklijk kabinet', dan zou hij, zodra dat de koningin zinde, de laan uitgestuurd worden) - 'Steenberghe onderschreef deze opvatting geheel'." Dat van Boeyen, een bejaarde, dove man, zonder enige militaire kennis, minister van oorlog zou worden, achtten zij beiden 'een belachelijke oplossing'."