In de periode waarin het kabinet nog scherp verdeeld was in voor- en tegenstanders van de diplomatieke erkenning van de Sowjet-Unie, had, zoals wij weergaven, Albarda ten gunste van die erkenning het argument naar voren gebracht dat Nederland bezwaarlijk in zijn afwijzende houding zou kunnen volharden, 'als straks een wapenstilstand moet worden gesloten en daarna de vrede moet worden getekend.'
Het was een geldig argument: in beide gevallen zou de regering voor de Nederlandse belangen moeten opkomen en zij zou daarbij zwakker staan dan andere regeringen warmeer zij als enige met een van de grote mogendheden die tot de overwinnaars zou behoren, niet eens diplomatieke relaties zou onderhouden. Van Kleffens voorzag heel wel dat het juist bij de regelingen welke onmiddellijk na de beëindiging der vijandelijkheden van kracht zouden worden, de grote mogendheden zouden zijn die de dienst zouden uitmaken. In de herfst van '4I zocht hij contact met zijn ambtgenoten van België en Noorwegen (daarover straks meer) en daaruit vloeide voort dat hij in de lente van' 42 een nota opstelde die Nederland, België en Noorwegen samen aan de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie zouden kunnen aanbieden.2 Van Kleffens: 'Dagboek'
, 24 juli 1943 (RvO). • Van Kleffens: 'Dagboek'
, 16 sept. 1943. A.v., IS juni'w anneer'
, schreef hij in die brief, 'de grote landen onder elkaar de toekomst van Europa en wellicht van de wereld in haar geheel gaan regelen, zal het voor de kleinere landen zaak zijn, op te passen dat hun belangen niet in het gedrang komen.'
Van Kleffens' nota is verloren gegaan, maar niet de aantekening die koningin Wilhelmina na lezing ervan maakte. Zij wees het stuk af. 'Nota ademt'
, had zij genoteerd, 'geest v. een kleine mogendheid zoals Klef ons ziet. Foei!!' Nederland, België en Noorwegen waren 'ongelijke grootheden. Ik er nu vóór om eigen berichten [te doen uitgaan] ... Nota moet omgewerkt worden in elk geval. Gaan v. Kl. en Buit. Zaken niet mee met geest in Ned. (?) ... heel emstig geval dit niet begrijpen. Men geeft zich geen moeite, doet alsof er niets veranderd is. Ned. kent alleen een Groot Ned. van So milj. [inwoners]. Het moet uit zijn met dat gepraat met de kleine [mogendheden]. Thans voorbarig, mocht het later nodig zijn, dan weg GerbrandyChurchill'!
wij interpreteren dat laatste zo dat de koningin in de lente van '42 (zij had toen nog niet haar eerste bezoek aan de Verenigde Staten gebracht) meende dat het, als de regering voor specifieke Nederlandse belangen moest opkomen, het meest dienstig was dat Gerbrandy de zaak met Churchill opnam. Afgezien daarvan was zij dus van opinie dat een gemeenschappelijk optreden met staten als België en Noorwegen niet wenselijk was: dat waren kleine mogendheden, Nederland niet - 'Groot Nederland'
had immers tachtig miljoen inwoners.
Deze visie van de koningin was een miskenning van de realiteit: van de realiteit in Nederlands-Indië en van de realiteit der internationale krachtsverhoudingen. Nu was de koningin zich in die tijd volstrekt niet bewust (de ministers waren zich dat ook niet) dat het onzeker was of de zeventig miljoen Indonesiërs bereid zouden zijn, na het verslaan van Japan het Nederlandse oppergezag weer te aanvaarden, maar wat de internationale krachtsverhoudingen betrof, had de gang van zaken bij de oprichting van Abda Command en trouwens de gehele wijze waarop de Geallieerde oorlogsleiding georganiseerd was, koningin en ministers al kunnen leren dat Nederland geen invloed van betekenis had. Waar, wanneer en met welke kracht bepaalde offensieven ingezet zouden worden, werd op voorstel van de Combined
1 Notitie, z.d., van koningin Wilhelmina (archief kab. der koningin).
Dat alles wil niet zeggen dat er in de visie van de Amerikaanse en Engelse staatslieden geen verschil was tussen bijvoorbeeld Nederland en Noorwegen: Noorwegen nam alleen deel aan de oorlog in Europa, Nederland aan die in Europa èn die in het Verre Oosten, en aan de wenselijkheid, het Britse Empire na de oorlog ongerept te herstellen, verbond met name Churchill de conclusie dat na Japansnederlaag het Nederlandse gezag weer in NederlandsIndië gevestigd diende te worden, anders gezegd: in dat naoorlogse perspeetief was Nederland belangrijker dan Noorwegen. Dat betekende evenwel niet dat de Nederlandse regering zeggenschap diende te krijgen bij de beslissingen die het oorlogsverloop of de organisatie van de naoorlogse wereld bepaalden; dat waren zaken van de grote mogendheden. In de visie van Churchill en Stalin waren dat er maar drie: de Verenigde Staten, de Sowjet-Unie en Engeland; president Roosevelt zag nog een vierde grote mogendheid: China (welks cohesie en kracht ernstig door hem overschat werden) en Eden, de Britse minister van buitenlandse zaken, wilde de vier tot vijf uitbreiden: hij was er van overtuigd dat in Europa geen duurzame regeling getroffen kon worden als men niet ook Frankrijk in de groep van de grote mogendheden opnam.
In de periode december '4I -maart '
42 had de Nederlandse regering een zekere invloed gehad op de oorlogvoering tegen Japan. Weliswaar waren ook toen de belangrijkste beslissingen in laatste instantie door Roosevelt en Churchill genomen, maar men mag veronderstellen dat de Verenigde Staten en Engeland minder versterkingen naar Java zouden hebben gestuurd dan zij in werkelijkheid deden, als Nederlandse instanties niet voortdurend zowel in Washington alsin Londen op een maximum aan hulp aangedrongen hadden. Na de val van Java waren er geen Nederlandse strijdkrachten meer waarmee de Amerikaanse en Britse oorlogsleiders rekening dienden te houden en Nederland had dan ook nadien op de Geallieerde strategie geen enkele invloed. Met name de beslissingen waaruit voortvloeide dat Nederlands-Indië bij het grote offensief tegen Japan terzijde zou blijven liggen, zijn buiten aanwezigheid van Nederlandse regeringsvertegenwoordigers genomen. De Nederlandse regering (wij komen er nog op terug) heeft zich
Op dat punt werd eind '42 bij de Nederlandse regering zekere bezorgdheid gewekt toen de Verenigde Staten in de persoon van de Geallieerde opperbevelhebber bij de landingen in Frans-Marokko en Frans-Algerië, generaal Eisenhower, een accoord troffen (II november) met de hoogste Franse autoriteit ter plaatse, admiraal Darlan, die een tijdlang als ministerpresident van Vichy-Frankrijk gefungeerd had. Darlans inschakeling leidde in Engeland tot talrijke protesten en van Kleffens werd in de tweede helft van november door enkele ambtgenoten uit andere regeringen in ballingschap benaderd om deel te nemen aan een gemeenschappelijke actie. Hij voelde daar niet voor. 'Hij meent'
, aldus de notulen van de ministerraad van 24 november, 'dat Darlan gebruikt is omdat hij nuttig kan zijn'
(dat wàs hij ook: hij had de Franse strijdkrachten en autoriteiten in Marokko en Algerië gelast, met generaal Eisenhower samen te werken) 'later zal hij weggegooid worden op de mesthoop, als een citroen; het is een experiment."
Een tiental dagen later, 5 december, kwam het Londense Vrij Nederland met een hoofdartikel uit waarin van Blankenstein in zoverre iets verder ging dat hij meende dat Eisenhower (die, aldus van Blankenstein, had hij de door Darlan aangeboden hulp geweigerd, 'voor een krijgsraad thuisgehoord'
had) de Franse admiraal zou kunnen handhaven, 'als deze het nu verder politiek niet (zal) verkerven.P Het was een opvatting waar Gerbrandy aanstoot aan nam. Op 8 december noemde hij in de vergadering van de ministerraad van Blankensteins artikel 'gevaarlijk en een weerzinwekkende goedpraterij. Zulke uitingen kunnen in Nederland, als zij daar bekend worden, een zeer slechte indruk maken, verwarring stichten en wantrouwen wekken. Spr.... acht het gebeurde met Darlan in strijd met de zedelijke beginselen, die onze oorlogsdoeleinden bepalen. Hij vraagt of het niet nodig is, dat wij aan de Britse en Amerikaanse regeringen zullen doen weten, dat wij bezorgd zijn over de indruk die de erkenning van Darlan zal teweegbrengen bij de volken in de bezette landen.'
'Verscheidene leden'
onderschreven deze standpunten en van Kleffens verklaarde zich vervolgens bereid, het onbehagen van het Nederlandse kabinet aan de regeringen van Engeland en Amerika kenbaar te maken, 'echter ... langs de gebruikelijke diplomatieke wegen ... en niet op enige
1 Ministerraad: Notulen, 24 nov. I942. 2 Vrij Nederland (Londen), 5 dec.
Van Kleffens had dus met matiging gereageerd; hij was zich evenwel bewust dat het gebeurde in deze eerste gebieden waarin Amerikanen en Engelsen aan land waren gegaan, onderstreepte welke risico's men liep wanneer straks in Europa en in de rest van de wereld de dienst zou worden uitgemaakt door Engeland, de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie, van welke de Verenigde Staten, zo meende hij, Europa slecht kenden en de Sowjet-Unie er een ideologie op nahield die niets goeds voorspelde. Enkele maanden later nu, op 23 rnaart '43, verscheen in het gezaghebbendste Engelse dagblad, The Times, een hoofdartikel waarin betoogd werd dat de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie bij de naoorlogse ordening van Europa nauw moesten samenwerken, en waarin aan de andere Europese mogendheden in dat kader geen enkele rol werd toebedeeld. Van Kleffens meende toen dat het tijdstip gekomen was om tegen die zienswijze in het publiek krachtig stelling te nemen en op 25 maart verscheen vervolgens van zijn hand een ingezonden stuk in The Times" waarin hij er bezwaar tegen maakte dat zeggenschap in internationale vraagstukken exclusief bepaald zou worden door 'size and power': '1 venture to submit that, in a world dedicating itself anew to democracy, this is an anti quated conception. In national affairs we have advanced well beyond the stage when wealth gatje political power ... I am fidly aware that concessions must be made to practical necessities. But they should be viewed as concessions, and not as the exercise by others of a well-founded right. In times of war, moreover, such concessions must needs be greater than in peace-time. Everybody will understand that. But it does not invalidate nor alter the main argument ... We cannot proclaim democracy, and practice the rule of the few.'
Zowel in Engeland als daarbuiten trok die brief sterk de aandacht.ê Hij had overigens geen enkel effect op hetgeen gebeurde. Ten aanzien van de met de Italiaanse regering van maarschalk Badoglio door de Verenigde Staten en
'Wij brachten'
, noteerde van Kleffens in zijn dagboek, 'de verhouding tussen grote en kleine naties ter sprake, en ik zei duidelijk dat wij er op staan aan besprekingen deel te nemen over onderwerpen waarbij de Nederlandse belangen zijn betrokken'!
- Eden zegde toe dat dat zou gebeuren, maar in de European Advisory Com mission welke als uitvloeisel van de Moskouse besluiten opgericht werd, had Nederland geen zitting; die commissie bestond louter uit vertegenwoordigers van Engeland, de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie.
Ten behoeve van die commissie werd met medewerking van Buitenlandse Zaken door representanten van alle regeringen in ballingschap een stuk opgesteld dat de bepalingen bevatte welke aan Duitsland bij zijn onvoorwaardelijke overgave zouden kunnen worden opgelegd, 'maar'
, schreef van Kleffens in maart '44 aan Loudon, 'aan de totstandkoming van dat ontwerp hebben ook de Polen deelgenomen, en dat is voor de Russen reden om er niet van te willen weten, althans dat is hun officiële houding."
Bovendien (dat wilt ge wel als zeer vertrouwelijk, ja geheim beschouwen) zijn wij er achter gekomen dat door de censuur Iller te lande de bewijeen zijn verkregen dat sommige elementen in de kring der bezette landen niet deugen; ik heb reden om aan te nemen dat dit geldt voor de Joegoslaven (contact met Duitsers via Mihailowitsj?) en de Fransen (via Algiers-Vichy).
'er naast'
, want het is moeilijk met ons alleen te werken (waartoe men op zichzelf wel bereid zou zijn) en hetzelfde aan anderen te weigeren (ik vergat nog dat men de Belgen ook niet geheel vertrouwt, omdat die teveel- nog altijd! - aan de Fransen overbrieven). Serieuze Dominions als Canada en Nieuw Zeeland ... zijn op dit punt beter gezelschap dan Frankrijk en Balkanbroeders. om van de Belgen maar niet te spreken.' 1
Hoe betrouwbaar de gegevens van de Britse censuur waren waarop van Kleffens zich beriep, laten wij in het midden, maar wij betwijfelen niet de juistheid van zijn mededeling dat de Engelse regering op zichzelf bereid was, de Nederlandse een voorkeursbehandeling te geven; vooralEden stond welwillend tegenover Nederland. Tot zodanige behandeling kwam het echter niet en toen medio april '44 ter bescherming van de geheimen van D-Day het gebruik van geheime codes o.m. aan alle in Londen gevestigde regeringen in ballingschap werd verboden, werd voor de Nederlandse regering geen uitzondering gemaakt. 2 Van Kleffens stelde een scherp protest op dat door de ministerraad werd goedgekeurd (alleen Gerbrandy achtte de getroffen maatregel 'nuttig en nodig?'
): van Kleffens vroeg of de leden van het Koninklijk Huis een code mochten blijven gebruiken (dat werd goedgevonden) en of hetzelfde mocht gelden voor het verkeer van de regering met de gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Suriname en met de Nederlands-Indische autoriteiten in Australië en op Ceylon (dat werd geweigerd). 'Er is minder te doen dat tevoren'
, schreef van Kleffens op 2 mei in zijn dagboek, en een dag later: 'Het is een merkwaardige sensatie om op een morgen één, zegge één telegram op mijn schrijftafel te vinden liggen."
Aannemelijk is het dat dit gebeuren (het code-embargo werd eind juni opgeheven) er toe bijdroeg dat van Kleffens zich opnieuw genoopt voelde, in een publieke verklaring voor de rechten der kleine mogendheden op te komen; hij gaf die verklaring op 3I mei '44 via het Nederlands Nieuwsagentschap Anep uit, zeggende (aldus The Times) 'he did not believe that an attempt would be made to place the control of post-war world affairs exclusively in the hands of Britain, America, China and Russia and, as was assumed,
Brief,maartvan van Kleffens aan A. Loudon (Collectie-van Kleffens).De enigen die, afgezienvan de Engelsen, nog van geheime codes gebruik mochten maken, waren de ambassadesvan de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie en devan deMinisterraad: Notulen,aprilVan Kleffens. 'Dagboek'
,enmei
Wij citeren van Kleffens' dagboek:
'6 juni. Smuts schreef, met genoegen kennis te hebben genomen van mijn Anep-interview ... ; ook de Tsjechen willen hun instemming komen betuigen.
7juni. De koning van Noorwegen kwam in een rede op voor de kleine landen, en de Tsjechische zaakgelastigde kwam in opdracht zijner regering meedelen dat deze zich aansloot bij hetgeen ik de vorige week had gezegd. Ik sprak op mijn beurt de hoop uit dat de Tsjechen dit niet alleen aan mij, maar ook hardop naar buiten zouden zeggen.
8 juni. De volgende bezoeker was de Belgische gezant, die ook alover de positie van de kleine landen kwam praten, vleien en nazeuren. Ik zei hem dat het beter zou wezen indien regeringen als de zijne ook eens hardop voor hun mening uitkwamen, in plaats van bij mij binnenskamers te komen applaudisseren."
Ten aanzien van de verhouding tussen grote en kleine mogendheden interesseerde het van Kleffens en zijn staf natuurlijk in het bijzonder, welke mate van zeggenschap de kleine zouden krijgen in de organen voor de georganiseerde internationale samenwerking die, naar algemeen aangenomen werd, na of tegen het eind van de tweede wereldoorlog in het leven geroepen zouden worden. In welke richting ging het denken van de regeringen van de Verenigde Staten en Engeland? Van Kleffens kreeg daar in april '43 de eerste aanwijzingen voor bij monde van Eden. 'Na de oorlog'
, zo rapporteerde van Kleffens in de ministerraad, 'zal een intemationaal lichaam moeten worden gevormd, bestaande uit de United Nations", waarvan elk in dat lichaam hetzelfde aantal stemmen zal bezitten. Het zal niet zijn een voortzetting van de Volkenbond en men is ook afkerig van Genève als zetel. Den Haag werd terloops genoemd. Naast het grote lichaam zal een kleinere combinatie worden gevormd, binnen het kader van het eerstbedoelde lichaam. Die kleinere combinatie, over welke werd gesproken als
Nations (toen slechts de Verenigde Staten, de Sowjet-Unie, China, Engeland, de vier Britse Dominions: Canada, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw
De ministerraad nam deze denkbeelden voor kennisgeving aan, zij het dat Gerbrandy 'zijn bezorgdheid (uitsprak) over de opneming van SowjetRusland in een internationale organisatie. Hij meent dat principiële tegenstellingen die opname verhinderen of haar op teleurstellingen zullen doen uitlopen."
Bijna anderhalf jaar later, begin oktober '44, kwamen afgevaardigden van de Grote Vier in Washington bijeen" teneinde er hun goedkeuring te hechten aan voorstellen voor de werkwijze van de organisatie der United Nations die in langdurig overleg opgesteld waren. Die voorstellen werden aan de regeringen van alle United Nations voorgelegd. De Nederlandse had talrijke bezwaren. Michiels maakte ze spoedig aan het Foreign Office kenbaar en de onwelwillende wijze waarop ze daar ontvangen werden", bevorderde dat van Kleffens besloot, een lange nota op te stellen welke, na goedkeuring in de ministerraad, in januari' 45 als 'Suggestions' aan alle andere betrokken regeringen toegezonden werd." De Nederlandse had vooral afgekeurd dat in de Dumbarton Oaks-voorstellen geen volkenrechtelijke norm aangegeven was (zij wenste dat uitspraken van de krachtens die voorstellen in het leven te roepen Veiligheidsraad desgewenst onderworpen zouden worden aan het oordeel van 'an independent body of eminent men from a suitable number of different countries, men known for their integrity and their experience in inter
Toen de organisatie van de United Nations (New York zou er de zetel van worden) in de lente van '45 tijdens een conferentie te San Francisco definitief in het leven geroepen werd, bleek dat het denkbeeld, boven de Veiligheidsraad 'an independent body of eminent men' te plaatsen, geen steun van betekenis gevonden had, en kreeg Nederland een plaats als kleine mogendheid tout court - wèl werd het vetorecht van de Grote Vijf in de Veiligheidsraad ietwat beperkt: het zou niet gelden voor kwesties van procedurele aard. Geen van de Grote Vijf zou dus kunnen verhinderen dat een klacht aangehoord werd, maar elk van de Grote Vijf zou kunnen voorkomen dat op die klacht doeltreffende actie zou volgen van de zijde der Verenigde Naties.