houders' van de Shipping er van betichtte dat zij de Nederlandse koopvaardij ten eigen profijte hadden laten varen en met datzelfde oogmerk via de regering ook de vaarplicht hadden afgekondigd. Aan die campagne lagen inlichtingen ten grondslag die Lopes gekregen had van een zeeman, J. B. M. Booms, die, aldus een hoofdbestuurder van de Centrale Bond van Transportarbeiders, in Londen een groepje 'recalcitranten'
om zich verzameld had, 'die altijd wel weer een adres (wisten) waar men een geslachtsziekte kon oplopen' (dan werd men tijdelijk van de vaarplicht ontheven); Booms noemde, zei die hoofdbestuurder, 'ieder die het niet met hem eens was, fascist of neo-fascist' (getuige J. Buquet, Enq., dl. III c, p. 474-75) Booms deed dat ook in geschrifte, en toen hij in de lente van' 44 bij de Londense Chamber oj' Commerce inzage had kunnen krijgen in de statuten van de Shipping en de lijst van 'aandeelhouders'
, zond hij (over de statutaire bepaling dat geen winst genlaakt of dividend uitgekeerd kon worden, had hij heengelezen) een rekest aan de Engelse Home Secretary wien hij verzocht, een onderzoek in te stellen naar de achtergrond van het Vaarplichtbesluit van '42, 'which we consider to be the most scandalous offence known in the History of democracy for the last 100 years.' (tekst. a.v., dl. III b, p. 295) Booms had zich zelf aan de vaarplicht onttrokken, laat ons zeggen: wegens zijn 'politieke'
bezwaren, en de Shipping was deze querulant liever kwijt
Admiralty
Booms, J. B. M.
Buquer, J.
Centrale Bond van Transportarbeiders
Commissie voor Aangehouden Lading (Co- val)
Ferwerda, G. F.
Gischler, C. c.
Nederlandse Scheepvaart- en Handelscom- missie (NSHC)
Rodrigues Lopez, L. A.
particulieren toebehorende ladingen in beslag genomen, maar de Coval had in de voorafgaande maanden ca. 200 ladingen weten vrij te krijgen in overleg met de Engelse functionaris aan wie de Admiralty het beschikkingsrecht overgedragen had: de Procurator-General. Inzake ca. I 000 ladingen moest dus na de bezetting van Nederland nog een beslissing genomen worden, maar de Coval kon niet langer voor de eigenaren optreden; haar rechten gingen krachtens het wetsbesluit A I op de Nederlandse staat over. De staat nu delegeerde die rechten aan de Shipping. Het urgentst was dat de ladingen verkocht werden (het betrof steeds goederen die, los van de vraag of ze aan bederf onderhevig waren, van belang waren voor de oorlogvoering) - de Procurator-General keurde dus goed dat de Shipping zich met de verkoop belastte; hij keurde óók goed dat zij een verkoopprovisie van 2 % kreeg.