Omgekeerd achtten de zeelieden, en zeker hun organisaties, het van primair belang om te bereiken dat de positie van de zeeman in en door de oorlog blijuend verbeterd zou worden. Van het bestuur van de Shipping was te dien aanzien geen gulle medewerking te verwachten en van het Nederlands Scheepvaart Comité in New York nog minder, Verzet biedend zouden de reders ook geen gebrek hebben aan argumenten: wie wist tijdens de oorlog wat de naoorlogse fmanciële positie van de Nederlandse rederijen zou zijn? Maar elke toezegging van blijvende aard die zij deden, zou op de naoorlogse exploitatie van de Nederlandse koopvaardijvloot drukken. Dat moest wel botsen: reders tegen zeelieden - zeelieden die, zo zagen de reders het, meer geld verdienden dan ooit tevoren (de laagstbetaalden, dank
Booy, J. M. deBuquer, J.Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940- 1945'Menrink,]. P. F.Nederlands Scheepvaart-Comité (NY)Nederlandse Scheepvaart- en Handelscom- missie (NSHC)Oldenbroek, J.KOOPVAARDIJzij de war-bonus, meer dan het dubbele) en reders die, zo zagen de zeelieden het, terwijl zij hun leven moesten wagen, aan de wal zaten en winsten maakten en, daar twijfelden die zeelieden niet aan, hen weer zouden willen terugdringen op hun lage gages en op hun onzekere positie zodra de oorlog afgelopen was. Zo was het na de eerste wereldoorlog ook gegaan en een Engels rijmpje, de Nederlandse zeelieden niet onbekend, had dat pregnant uitgedrukt : 'In times of war, but not before, God and the Sailor we adore, but when war is over and peace remitted, God is forgotten and the Sailor quitted.' 1