De Booy is niet zonder sterke weerstanden van de zijde van enkele ministers, met name Albarda en van den Tempel, tot opvolger van Kerstens benoemd: zij waren bevreesd dat de benoeming van een 'reder'
, lid van het bestuur van de Shipping dat in mei en juni '43 in zulk een heftig conflict met Kerstens beland was, gezien zou worden als aankondiging dat het regeringsbeleid fundamenteel gewijzigd werd. Wij komen op de Beoy's benoeming en trouwens ook op zijn persoon in een volgend hoofdstuk terug. Hier willen wij volstaan met op te merken dat er niet alleen van wijziging geen sprake was, maar dat de Booy de beleidslijnen welke Kerstens aangegeven had, met beslistheid doortrok. Evenwel: zoveel moeite als het Kerstens gekost had, tegen het bestuur van de Shipping en het Nederlands Scheepvaart Comité op te tornen, zo vlot ging dat de Booy af: hij was een veel zakelijker en, op scheepvaartgebied, een veel deskundiger man dan Kerstens en de reders behoefden niet bevreesd te zijn dat hij de medezeggenschap zou invoeren. Overigens had de Booy geen enkele behoefte om de getroffen sociale regelingen te wijzigen (ook met de Contact-Commissie van de organisaties der zeevarenden werkte hij goed samen); hij kon voorts op enkele punten denkbeelden verwezenlijken die bij hemzelf nog eerder gerezen waren dan bij Kerstens.