Alle candidaten van SOB (dit betrof dus candidaten van diverse nationaliteiten) werden eerst een week lang op hun algemene geschiktheid getest ('er was'
, aldus kapitein K. de Graaf van het BBO, 'een groot percentage dat afviel'
2) en kregen, voorzover toegelaten, vervolgens een eerste opleiding als marconist en een eerste opleiding in sabotage, in het voeren van de guerrilla, en in security. Bij de voortgezette opleiding werd men gesplitst: wie wapens of sabotagemiddelen moest gaan hanteren en daar ook in bezet gebied anderen les in moest geven, diende daar grondig in onderwezen te worden, wie als marconist gedropt zou worden, moest sneller leren seinen, enz. Ook kreeg men natuurlijk les in het coderen en decoderen alsmede in de organisatie en uitrusting van Wehrmacht en 'SD'
; aan sommigen werd ook geleerd wat voor soort geruchten zij in omloop moesten brengen; die geruchten zouden, zo werd gemeend, Duitse militairen demoraliseren. Vooral in die SOB-opleiding ontbrak niet het element dat, zo vertelde later de eind' 43 uitgezonden agent J. GrÜl1, tot 'het meer romantische spionageleven'
behoorde: