De sabotage-agent van der Giessen die in december '42 al eens bijna uit Haaren ontsnapt was, ondernam elf maanden later, nl. in de nacht van 22 op 23 november '43, een nieuwe poging, ditmaal samen met de sabotageagent van Rietschoten en de districtsorganisator W egner. Van Rietschoten en zijn marconist Buizer hadden beiden uit Engeland een miniatuurzaagje meegekregen dat in de revers van hun colbert verstopt was; het was bij hun fouillering niet ontdekt. Buizer had zijn zaagje in zijn cel verstopt maar had het bij de verhuizing naar een andere cel moeten achterlaten; van Rietschoten had zijn zaagje behouden. Deze laatste kwam met van der Giessen en Wegner in één cel te zitten. Eind oktober' 43 begonnen zij in het plafond van die cel een '
luik' te zagen; de snede maakten zij onzichtbaar door haar met tandpasta in te smeren. Toen het 'luik'
klaar was, kroop een hunner de zolder op om er de situatie op te nemen. Geconstateerd werd dat men zich door een raampje naar de grond kon laten zakken, mits men een 'touw'
van voldoende lengte had, en mits men dat 'touw'
goed vast kon maken. Het 'touw'
maakten de drie gevangenen uit de onderleggers van hun ledikanten en als bevestigingsmiddel konden zij een tafelpoot gebruiken. Zij wachtten tot er veel wind stond (wind was nodig ter camouflage van het geruis dat zij zouden maken) en toen in de avond van 22 november een lichte storm begon op te steken, besloten zij hun kans te wagen. Zij hadden een of twee paar oude schoenen in hun cel kunnen behouden (die behoefden des avonds niet met hun kleren buiten de deur gezet te worden) - daaruit hadden zij iets van voetbedekking voor hen drieën gefatsoeneerd en uit hun dekens en lakens improviseerden zij op het laatste moment 'kleding'
. Midden in de nacht kropen zij de zolder op, het 'touw'
en een tafelpoot meenemend; de tafelpoot plaatsten zij verticaal in een afvoerbuis van de dakgoot, zij maakten het 'touw'
er aan
' Aulnis doorgegeven die evenwel met de herinnering aan de waarschuwing die hij eind november '
43 van BI ontvangen had ('zusterdienst geheel door Duitsers geïnfiltreerd'
), alle contact weigerde." In arren moede ging Wegner toen op weg naar Zwitserland; hij overnachtte meestalonder de blote hemel en viel in december' 43 bij een controle in Luik de Duitsers weer in handen. Vermagerd en met kapotte voeten werd hij opnieuw de gevangenis in Haaren binnengevoerd.
In tegenstelling tot Wegner kwamen van der Giessen en van Rietschoten met illegale werkers in aanraking. Van Rietschoten had tijdens zijn vlucht een longontsteking opgelopen en was wekenlang ernstig ziek. Zij waren op gescheiden adressen ondergedoken maar bleven met elkaar in contact. In maart of april '44 kwam een van hen beiden in verbinding met mr. J. le Poole die van augustus' 43 af het restant van de '
Dienst-Wim' voortgezet en uitgebreid had. Le Poole had toegang tot de Zwitserse Wegen A en B en liet hetzij van der Giessen, hetzij van Rietschoten een rapport opstellen dat naar Bern werd overgebracht en waaruit de voornaamste inhoud eind mei '44 naar BI werd geseind.êBlijkens dat telegram waren zeven-en-dertig geheime agenten aan de Duitsers in handen gevallen; drie-en-twintig SOB-agenten (te beginnen met Taconis en Lauwers) en de MI-6 agent Niermeyer werden met hun trainingsnamen genoemd, van dertien agenten werd die naam niet vermeld. 'Al deze gevangenen zitten in Haaren'
, heette het aan het slot, 'waar zich ook nog leden van de Inlichtingendienst en
In april '44 waren van der Giessen en van Rietschoten op zoek gegaan naar een illegale groep die hen naar Spanje kon brengen. Zij werden (wij weten niet door wie) naar Lindemans verwezen die toen al enkele maanden als Vi-Mann van Giskes optrad. Lindemans spiegelde hun voor dat hij hen op de Zeeuwse wateren door een Engelse onderzeeboot kon laten afhalen. Zij kregen van de spionagegroep 'Sobenlader'
(voortzetting van de groep Oosterhuis-Boerema) een aantal gemicrofJrnde spionagerapporten mee, Lindemans zorgde voor de speciale toelatingsbewijzen welke men voor de provincie Zeeland nodig had en het drietal stapte op een dag in mei in de trein naar zeeland. Het werd kort voor Roosendaal door een Kommando van de Haagse 'SD'
gearresteerd en afgevoerd, z.g. ter controle van de persoonsbewijzen. Toen van der Giessen merkte dat de auto waarin zij zich bevonden (Lindemans uiteraard voor de schijn) in de richting van Haaren reed, ontketende hij een vechtpartij waarbij hij met een revolver bewusteloos geslagen werd.
Toen Hitler in juli een streep haalde door de berechting van illegale werkers, betekende zulks dat in ons land Deppner, hoofd van de afdeling Gegnerbekämpfimg in de staf van de Bejehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, onder supervisie van de nieuwe Bejehlshaber, Schöngarth, en van Rauter, heer over leven en dood werd met betrekking tot alle gevangengenomen illegale werkers. Deppner was het die in augustus conform de wens van Rauter besloot dat van der Giessen en van Rietschoten wegens spionage door functionarissen van de Sicherheitspolizei uit de weg geruimd moesten worden. De Sicherheitspolizei trachtte die opdracht op de Ordnungs polizei af te wentelen, maar Deppner weigerde, Rauter opnieuw lastig te vallen. Vijf 'SD'
-ers kregen bevel, voor de liquidatie van de twee geheime agenten zorg te dragen; aan die twee zou slechts gezegd worden dat men hen naar elders zou overbrengen. Op de avond die voor de liquidatie vastgesteld was, deelde codespecialist May hun evenwel mee wat te geschieden stond. Zij vroegen om een paar sigaretten. Te voet werden zij afgevoerd en op enige afstand van Haaren, zoals May het uitdrukte, 'au/Beiehl au] der Flucht erschossen.ê
Vele maanden tevoren, n1. eind november' 43, waren bijna alle toen nog in Haaren aanwezige Bnglandspiel-agenten naar elders overgebracht. De geslaagde vlucht van van der Giessen, van Rietschoten en Wegner, ruim drie maanden na de geslaagde vlucht van Dourlein en Ubbink, had Schreieders positie ondermijnd (de Duitse Kommandant van Haaren moest voor een Duits Kriegsgericht verschijnen en volgens Schreieder zou dat ook met hemzelf gebeurd zijn als Giskes hem niet 'in einer [antastischen Art ,md Weise' in bescherming genomen had 1) - de verantwoordelijkheid voor de opsluiting der agenten werd door Rauter aan Schreieder ontnomen en aan Deppner toegewezen.
Deze liet alle agenten behalve Jordaan, Lauwers, van der Reyden en ter Laak (de vier marconisten, twee van SOB en twee van MI-6, die, zo meenden de Duitsers, met hun technische gegevens, en in het geval van Lauwers ook met zijn technische medewerking, het Englandspiel mogelijk gemaakt hadden) naar het Huis van Bewaring te Assen overbrengen, gemaskerd (zij mochten elkaar niet zien); ook mej. Terwindt bleef voorshands in Haaren. Zij werd in mei '44 naar het Prauenkonxentrationslager Ravensbrück overgebracht, later naar Mauthausen, en overleefde de oorlog. Hetzelfde gold voor Lauwers en van der Reyden die beiden in Sachsenhansen terechtkwamen. Jordaan stierf in Mauthausen, ter Laak werd in april '44 aan de groep in Assen toegevoegd.
Van de leden van deze laatste groep bleef geen in leven.
Was dan door Abu/ehr en Sicherheitspolizei niet toegezegd dat zij gespaard zouden worden? Formeel niet, materieel wèl. Aan Lauwers en vermoedelijk ook aan vele anderen was (met instemming van Rimmler en Heydrich) de belofte gedaan dat zij niet voor een Wehrmacht-rechtbank gebracht zouden worden waar zij op een doodvonnis hadden moeten rekenen - die belofte had evenwel al in een vroeg stadium tot protesten geleid van de Abteilung Rechtsberatung van de staf van Wehrmachtbejehlshaber Christiansen. Die afdeling achtte het namelijk onbillijk dat, terwijl op spionage en sabotage de doodstraf stond en tallozen inderdaad wegens spionage en sabotage geëxecuteerd werden, een uitzondering gemaakt werd voor de Engiandspiel agenten en enige anderen die aan hun groep toegevoegd waren.
Vermoedelijk in november '43 legde Christiansen aan de Abwehrstelle
1 Getuige]. Schreieder, a.v., dl. IV c, p.
Hadden Lauwers en Jordaan zich bereid verklaard die vrijheid te aanvaarden? Kennelijk wel. Wij menen dat dit van beiden een list is geweest van Lauwers was aan de Abwehr ook al onbekend gebleven dat hij zeven maanden lang een gefingeerde security-check gebruikt en SOE ook anderszins gewaarschuwd had. Trouwens, walmeer men er op let dat in Hauswaldts groep van zeventien (de groep van de 'collaboration') mej. Terwindt voor10 7
Hoe dit zij, in de lente van '44 werd de Abwehr, die door Hitler al sinds geruime tijd als een incompetent en onbetrouwbaar geheel beschouwd werd, als centrale dienst opgeheven, behalve wat de militaire contraspionage betrof.' Het Englandspiel was afgebroken. Dat alles betekende dat wie dat wenste, de Englandspiel-agenten en de aan hen toegevoegden kon laten vallen onder Hiders uit oktober '42 daterend Z.g. Kommandobejehl: een bevel om de leden van de Britse Comrnando-eenlleden maar ook de Britse 'Fallschirm-Agenten, vielen zij in Duitse handen, 'bis auf den leteten Mann niederzumachen.ê Wij weten niet precies wat zich met betrekking tot de in Assen opgesloten vijftig gevangenen in het Duitse milieu nog aan gedachtenwisselingen, eventueel aan conflicten afgespeeld heeft. Van de Abwehr (dat blijkt al uit Oberst Hauswaldts brief) kan geen enkel streven zijn uitgegaan om zich in beginsel aan de gedane toezegging te houden. Beslissende instantie werd het Reichssicherheitshauptamt.
In april '44 werden een-en-vijftig gevangenen (vijftig plus ter Laak) naar het Duitse tuchthuis in Rawitsch (Silezië) overgebracht. Elfhunner zijn nadien op een onbekende plaats en een onbekend tijdstip ter dood gebracht of overleden"; veertig werden samen met zes Britse officieren en één Amerikaanse officier op 5 september '44 het concentratiekamp Mauthausen binnengevoerd. Kaalgeknipt en met vodden aan, maar zonder schoenen, zelfs zonder plankjes, werden zij vervolgens in de cellen van de kampgevangenis, de Bunker, opgesloten. Men gaf hun niets te eten of te drinken. De volgende ochtend, 6 september, moesten zij zich als aparte groep voor de Schreibstube opstellen. Hier kregen zij ('Ordnung muss sein') hun kampnummer opgegeven, dat evenwel niet op hun kledij werd aangebracht10 7'trap'
van honderdzes-en-tachtig treden.
Onder toezicht van een beruchte SS' er en een niet minder beruchte Kapo werden de zeven-en-veertig gevangenen om half een 's middags aan het werk gezet. Op blote voeten en in looppas moesten zij onder geschreeuw en ranselen zware granietblokken van onder uit de groeve naar boven sjouwen. Wie niet meer voortkon, kreeg de raad zich te pletter te werpen. Sommigen werden doodgeslagen, anderen maakten een einde aan hun lijden door in de richting van de wachtposten te lopen die hen neerschoten, één werd afgemaakt nadat hij getracht had, het granietblok dat hij torste, op het hoofd van een SS'er te doen neerkomen. 's Avonds waren er negentien doden. De overlevenden werden weer in de Bunker opgesloten. Hoeveel doden er de volgende dag, 7 september, in en bij de steengroeve vielen, is niet bekend; vaststaat evenwel dat de enkelen die aan het einde van die tweede dag nog leefden, voor een aantal Ss-bewakers opgesteld werden die hen doodschoten.