ZO had een der Amsterdamse vrouwen zich geuit.' Maar de. vrouwen hadden over het algemeen door de werkloosheid meer om handen gekregen. Tijd om te piekeren hadden vooral de mannen - tijd te over. Onder onze 78 Amsterdammers waren er, 'die reeds vijf-en-twintig jaar of langer bij dezelfde patroon hadden gewerkt en die zich onmisbaar hadden geacht of althans in de vaste overtuiging hadden geleefd van de zekerheid van hun maatschappelijk bestaan."
Die zekerheid lag aan duigen. Hoe zou men ooit I weer aan het werk komen? Wat zou er dan nog resten van de vakbekwaamheid? 'Een schilder van 40 jaar zei tegen de huisbezoekster: 'Mijn handen beyen zo dat ik niet meer zal kunnen werken'
. Een grondwerker, van gelijke leeftijd zei er van overtuigd te zijn dat hij inmiddels al te oud was geworden voor zijn beroep." Ja, men bleef ingeschreven bij de arbeidsbeurs, men poogde daarnaast veelal op eigen houtje werk te vinden - het baatte niet.