1 A.v., p. 128-29. 2 A.v., p. 130. 3 A.v., p. 131. 4 A.v., p. 128. s F. A. G. Keesing in Ned. volksh., dl. III, p. 175. G A.v., p.
Amsterdam
Keesing, F. A. G.
Werkloosheid
Nog zijn wij met ons algemeen relaas niet het jaar 1933 genaderd - jaar waarin Hitler in Duitsland aan de macht kwam en die nieuwe periode begon welke tot de Duitse aanval op ons land zou leiden. Wij kunnen, de gebeurtenissen uit die periode beschrijvend, niet telkens op de massale werkloosheid wijzen. Beter leek het ons, haar beknopte beschrijving hier te plaatsen. Maar bij alles wat zich in het kader van ons Voorspel in het Nederlands milieu nog gaat afspelen, moet men, meest op de achtergrond, die anonyme massa van werkzame, maar uit hun werk gestoten arbeiders en kleine zelfstandigen zien, georganiseerden en ongeorganiseerden, reglementair-rechten reglementair-nog-niet-recht-hebbenden, uitgetrokkenen en dubbel-uitgetrokkenen, geregistreerden en niet-geregistreerden: de bij moeder-de-vrouw thuiszittende, dan weer lusteloos naar de stempellokalen slenterende werklozen, altijd gecontroleerd, altijd weer onderworpen aan nieuwe, onoverzichtelijke ambtelijke bepalingen, soms half-en-half levend op de grens van kleine en minder kleine fraudes. En misschien wel met het overheersend gevoel dat zij door hun medemensen, ook door de nog werkende mede-arbeiders in de steek gelaten waren: die slagersknecht die fluitend voorbij fietste, die schilder die daar op zijn ladder stond, die landarbeider die achter de ploeg liep zij hadden werk. Was er niet rijkdom genoeg in Nederland , Men hoefde maar om zich heen te zien. Was die maatschappij niet anders te organiseren e Kende de overheid dan geen andere hoogste wijsheid dan 'aanpassing'
en bezuiniging?