Vóór de tweede wereldoorlog leidden de volkeren in sterker mate een afgesloten, op zichzelf geconcentreerd bestaan dan nadien. De actualiteit was nog maar nauwelijks in de radio doorgedrongen, de televisie die het wereldgebeuren in indringende beelden avond na avond in miljoenen huiskamers binnen zou brengen, ontbrak. Wie zich voor het buitenland interesseerde, was voor de bevrediging van zijn belangstelling in de eerste plaats op de pers aangewezen. Die belangstelling was, ook in Nederland, in de regel beperkt. Daar kwam bij, dat de eigentijdse berichtgeving en het eigentijdse oordeel, als steeds, beïnvloed en veelal bepaald werden door de eigentijdse overtuigingen en emoties. De historische betekenis van de Machtubernahme van 30 januari 1933 werd ook in Duitsland, waar men Hitler van nabij aanschouwd had, door lang niet iedereen beseft: velen klampten zich aan de opinies en illusies vast van waaruit zij in de voorafgaande jaren politiek werkzaam geweest waren. De Duitse communisten koesterden de overtuiging dat een korte periode van Naziheerschappij zoveel verwarring zou scheppen en Hitler zo onbarmhartig als 'pion van het grootkapitaal'
zou onthullen dat het Duitse volk, misschiendan niet zonder verdere strijd maar wel met een zucht van verlichting, het communistisch stelsel zou aanvaarden; sociaal-democratie en Zentrum leek het uitgesloten dat hun sinds twee generaties opgebouwde politieke macht in korte tijd gebroken zou worden; en
1 A. Millenaar: 'Een unieke opdracht in de tweede wereldoorlog'
(onuitgegeven ms.), p. 31.
Wat ons land betrof, hadden Hitler en de NSDAP eerst door hun verkiezingsoverwinning van 14 september 1930 de aandacht getrokken. Veel aandacht, Het is moeilijk te beoordelen. De werkloosheid vormde een heel wat klemmender probleem dan de binnenlandse partijstrijd die zich in Duitsland ging ontwikkelen. Voorzover de pers daarvan berichtte, werden in de regel door de betrokken correspondenten de opvattingen weerspiegeld, heersend in de kringen waarmee zij persoonlijk contact hadden, en de commentaren en beschouwingen van de meeste-redacties werden in hoge mate beïnvloed door het wereldbeeld dat zij zich sinds de eerste wereldoorlog gevormd hadden; in burgerlijke en confessionele bladen waren afschuw van en angst voor het communisme daarin een belangrijk, veelal een bepalend element."
De Telegraaf rekende het Hitler als verdienste aan, 'dat hij het bolsjewistische gevaar in Duitsland had vernietigd, nog voor hij rijkskanselier werd'.
" De Nieuwe Rotterdamse Courant en het Algemeen Handelsblad waren er van overtuigd dat von Papen en Hugenberg (die ook minister geworden was) de Führer van de NSDAP in toom zouden houden: 'Grote doortastendheid is totnogtoe geen bijzondere eigenschap van Hitler gebleken'
, meende de NRC.5 Voor het sociaal-democratische dagblad Het Volk (welks Berlijnse correspondent midden januari geconcludeerd had: 'Voor de volle dictatuur is de tijd voorbij. De nationaal-socialisten kunnen het niet. Dat is reeds lange tijd gebleken')" was het daags na de Machtübernahme slechts 'de vraag hoe Hiders heerlijkheid het snelst zal ineenstorten: door de woede van de teleurgestelde massa of door de intriges van zijn collega Hugenberg'.
? Het communistisch partij-orgaan De Tribune zag de nieuwe rijkskanselier als 'de knecht van het Duitse bankkapitaal, van de groot-industriëlen, als de gevangene van de Oost-Pruisische landjonkers ... Het Nazidom is tot staan gebracht'," 'het communisme marcheert en het zal de arbeidersklasse naar een vrij, socialistisch, naar een Sowjet-Duitsland voeren'i? Eind maart stelde
1 W. Görlitz: Der deutsche Generalstab (1950), p. 395. 2 H. Rauschning: Die Revolution des Nihilismus (1938), p. 26. 3 De hier volgende citaten zijn ontleend aan onuitgegeven werkstukken van P. Schneiders en P. D. 't Hart. 4 De Telegraaf, 28 febr. 1933. s Nieuwe Rou. Crt., 31 jan. 1933. 6 Het Volk, 17 jan. 1933. 7 Het Volk, 31 jan. 1933. 8 De Tribune, 31 jan. 1933. 9 A.v., 7 febr. 1933.'de Joodse kapitalisten'
aan de kaak als 'geldschieters van de nationaal-socialistische beweging'
." Het katholieke dagblad De Tijd was het 'geheel met Hitler eens, wanneer hij verklaart dat de ingezette strijd tegen het marxisme een strijd is op leven en dood'.
" Ook De Standaard, anti-revolutionair, vond heel wat te loven: 'De republiek van Weimar gaf veel te veel vrijheden, naaktgymnastiek en goddeloosheid namen toe en van de vrijheid werd niets dan misbruik gernaakt'"
: niet in Duitsland maar in de Sowjet-Unie werkten 'de machten der hel. En het valt te begrijpen dat in een land als Duitsland, waar dit verfoeilijk communisme miljoenen reeds in zijn greep ving, om het geweld der overheid wordt gevraagd teneinde dit werk der diepte te keren.f Aan de Duitse correspondent van dit blad was het geluk beschoren geweest, een bijeenkomst bij te wonen waar Hider sprak, een 'onvergetelijk toneel'
, een 'apotheose van Duitslands wedergeboorte'
. 5
Wie had Mein Kampf gelezen?
Er waren er - maar hun beoordelingen waren veelalopvallend waarderend. In het weekblad van ds. Geelkerken' s Hersteld Verband, Woord en Geest, was in de zomer van 1932 een reeks van zeven lange artikelen verschenen, gewijd aan het nationaal-socialisme. Hiders antisemitisme was er bij de schrijver als koek ingegaan, ook in Nederland hadden, schreefhij, 'de Joodse marxisten ... het volk geïnfecteerd met de materialistische bacil die nauw verwant is aan de veroorzaker van hun eigen ziekte, de bekende Joodse, materialistische mammondicnst'"
; het nationaal-socialisme was prijzenswaardig: 'de uiting van een te lang gemarteld volk, van een volk dat door eenzijdige, onoordeelkundig opgelegde vredesverdragen tot het uiterst van zijn spankracht is gefolterd'"
; wel had de schrijver hier en daar bezwaren tegen de mentaliteit die uit Mein Kampf sprak, maar men moest bedenken dat Hitler, toen hij dit werk schreef, 'aan een verbitterde gemoedsstemming ten prooi was'
; sindsdien had hij zich 'meer vredelievend betoond"
, Enkele maanden later deed dr. J. A. Nederbragt in het maandblad van de AntiRevolutionaire Partij, Anti-Revolutionaire Staatkunde, onder de titel 'Hitler, de Duitser, als denker' verslag van zijn bevindingen met de lectuur van Mein Kampf, 'een boek van betekenis, een vaak zeer diepgaand boek, hier en daar ook een mooi boek' - maar een boek waaruit het '
voor de Christen luce clarius wordt, waarom hij ver van Hitler af moet staan'. Op alle punten? Dat toch niet. Dr. Nederbragt schaarde zich naast Hitler 'in zijn strijd voor zedelijke reinheid'
en waar hij 'de wetten der moraal hoog houdt'
. Zijn
1 A.v., 29 mrt. 1933. 2 De Tijd, 18 febr. 1933. 3 De Standaard, 4 mrt. 1933. 4 A.v., 24 febr. 1933. 5 A.v., 17 febr. 1933. 6 P. van Rijn: 'Het nationaal-socialisme'
, Woord en Geest, VII, no. 43 (22 juli 1932), p. 337. 7 A.v., no. 41 (8 juli 1932), p. 321. 8 A.v., no. 45 (5 aug. 1932), p. 353.'in rein-menselijke beoordeling van de Joden kan ik'
, aldus dr. Nederbragt, 'eventueel heel ver met Hitler accoord gaan'
. De daad bij het woord voegend, bepleitte hij dat men huwelijken 'met individuen van een lichamelijk lager staand ras, met individuen van een ras dat geestelijk minder waard is en met individuen van een niet-gekerstend ras' zou vermijden. 'In het algemeen'
kon een Christen slechts met een Jood huwen als deze laatste eerst tot het Christendom was overgegaan.!
Na de Machtübernahme kwam een tweede antirevolutionair schrijver tot nagenoeg dezelfde conclusies: wel stond 'het Calvinisme in wezen diametraal tegenover het nationaal-socialisme'
, maar de Calvinist kon toch 'veel waarderen van wat de nationaal-socialistische beweging in Duitsland nastreeft en als middel tot bereiking van haar doel aanwendt'
. Alweer: antisemitisme was uit den boze, maar 'de Jood te waarderen om zijn menselijke eigenschappen is soms ook voor de Calvinist moeilijk'
iê H. Diemer, oudvoorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond, hoofdredacteurdirecteur van het antirevolutionaire dagblad De Rotterdammer, maakte in die tijd drie reizen door Duitsland, hield er 'elk drijven in de richting van pogroms of georganiseerde Jodenvervolgingen, gepaard gaand met mishandeling tot doodslag toe, ; .. van te voren (voor) uitgesloten', maar vond ook dat de Joden nu eenmaal een ander 'ras'
vormden dan de nietJoden, 'en daarom is zowel voor de Joden als de niet-Joden gewenst dat deze werkelijkheid onder ogen wordt gezien en maatregelen worden genomen om beide rassen te beschermen.'
3
De opvattingen van de hier aangehaalde gereformeerden hadden hun historische wortels. Revius ten spijt (' '
t En zyn de Joden niet, Heer [esu, die U cruysten'), was menigeen in Christelijke kring de Joden verantwoordelijk blijven stellen voor het vergoten bloed van Christus. 'Elke [odenverguizing' principieel verwerpend, had Kuyper, de aanbeden leider, niettemin in de jaren '70 van de negentiende eeuwenkele uitspraken gedaan welke die verguizing in de hand werkten: de Joden waren, had hij geschreven, 'heer en meester in ons werelddeel geworden'
, een 'onloochenbaar feit'
had hij het genoemd, 'dat de Joden wel met ons van eenzelfde rijk, maar niet van eenzelfde natie zijn, en wel ter dege als gasten in ons midden verkeren.ë
1 J. A. Nederbragt: 'Hitler, de Duitser, als denker' Anti-Revolutionaire Staatkunde, VIII (1932), p. 409-18, 506-18. 2 H. F. J. Westerveld: 'Calvinisme en nationaalsocialisme'
, a.v., IX (193 3), p. 193-205. 3 H. Diemer: Het Duitse nationaal-socialisme De Westeuropese demoeratie op de proef gesteld (1934), p. 64 e.v. 4 Aanhalingen uit 1874 bij B. van Kaam: Opstand der gezagsgetrouwen. Mannenbroeders en zonen in de jaren 1938-1945 (1966), p. to-rr.
En de Joden zelf?
Zionisten zagen het scherpst. Terecht onderkende hun voorman F. Bernstein in het antisemitisme een van de levensgevaarlijke kernpunten van Hiders gehele stelsel. Het Zionistisch weekblad De Joodse Wachter had intussen niet meer dan enkele honderden abonné's. In het in een oplaag van 15 000 exemplaren verschijnend, zich aan alle, aan burgerlijke kringen dierbare illusies vastklampend Nieuw Israëlitisch Weekblad kon nog in augustus 1938 geschreven worden, 'dat niet alles in het nazisme even afkeurenswaardig is'
; in de jaren ' 3 0-'
33 had de hoofdredacteur de van scherpzinnigheid getuigende en tot strijdbaarheid oproepende brieven van de Berlijnse correspondent Marc Levie veiligheidshalve steeds naar een achterpagina verwezen.!
Wij pretenderen niet, met het voorafgaande van de reacties der Nederlandse publieke opinie op een ommezwaai in Duitsland die ruim zeven jaar later haar volle betekenis ook aan de meest verblinde in ons land zou openbaren, een voldoend gedetailleerd en voldoend representatief beeld gegeven te hebben. Men zou er in geduldige arbeid honderden dagbladen en periodieken op moeten nalezen - en dan blijft nog de vraag, in hoeverre de schrijvers bepaalden of weerspiegelden wat de lezers dachten. Peilingen van de publieke opinie waren hier te lande nog onbekend. Niet te ver gaat het intussen wanneer men constateert dat, in '33, het misdadig en ook jegens het buitenland aggressief karakter van het nationaal-socialisme slechts door weinigen begrepen werd; dat de bewogen gebeurtenissen in Duitsland, wanneer men al hun betekenis onderschatte, in het algemeen slechts in socialistische en communistische kringen met afschuw en ontzetting gadegeslagen werden; en dat bij de conservatieve en confessionele groeperingen, al wezen zij het nationaal-socialisme principieel af, de van kortzichtigheid getuigende neiging bestond, in Hiders optreden, met name tegen de linkse arbeidersbeweging, veel te waarderen. Dat was een patroon dat zich, in zijn hoofdtrekken en niet slechts in ons land, enkele jaren lang zou handhaven. Overigens bedenke men dat wij hier de schijnwerper van het historisch onderzoek kort gericht hebben op wat slechts één element was uit de talloze die, vertolkt in ochtend- en avondbladen van de toenmalige pers alsmede inLipschits:16'het dagelijks nieuws'
vormden. Men kan niet zeggen dat het in Nederland als geheel diepe beroering wekte toen op maandag 30 januari '33 bekend werd dat Hitler de leider geworden was van de nieuwe Duitse regering, evenmin dat dat feit een merkbaar krachtig effect had op de binnenlandse politieke verhoudingen.
Dat was anders toen, nog geen week na de Machtübernahme, uit Indië bericht kwam dat de bemanning van de kruiser 'De Zeven Provinciën'
zich in Atjehse wateren meester gemaakt had van haar schip en er mee wegvoer in zuidelijke richting. Die daad van rebellie in het overzeese gebied ging de