Intussen was de rebellie in Berlijn bedwongen, onder meer door het ingrijpen van majoor Remer, commandant van het Wachbataillon Gross Deutschland, die aanvankelijk de bevelen uit de Bendierstrasse had uitgevoerd maar, twijfelend of hij wel juist had gehandeld, om zeven uur 's avonds uit Goebbels'
woning persoonlijk met Hitler had kunnen telefoneren en van deze bevel gekregen had, onmiddellijk de BendIer strasse te bezetten. Daar heerste een toenemende verwarring. Generaal Fromm had in de loop van de middag verdere medewerking aan de opstand geweigerd en was in een kamer opgesloten. Van Stauffenberg en enkele andere officieren belden links en rechts de Wehrkreiskommandos op om op opvolging van de ontvangen telexorders aan te dringen (zij beweerden daarbij dat alle berichten dat Hitler nog in leven was, gefingeerd waren), generaal Beck zat er neerslachtig bij, van Witzleben, die, Oberbefehlshaber der Wehrmacht moest worden, arriveerde pas om acht uur 's avonds en reed na drie kwartier weer weg. Inmiddels had Fromm van zijn kamer uit opdracht kunnen geven, een tegenactie te organiseren. Van Stauffenberg werd in het gebouw bij een schietpartij gewond. Toen Remers troepen arriveerden, behoefde er niet eens meer gevochten te worden. Fromm, de teugels weer in handen nemend, liet Beck, von Stauffenberg, van Haeften, Olbricht en twee andere samenzweerders (allen voor hem zeer bezwarende getuigen) door een haastig gevormde standrechtbank ter dood veroordelen. Een van die twee andere samenzweerders werd gevangengehouden, Beck schoot zich een kogel door het hoofd, vier samenzweerders (onder wie van Stauffenberg, van Haeften en Olbricht) werden kort na middernacht op de binnenplaats van het gebouwaan de Bendierstrasse gefusilleerd.