Bij Six (wij komen nu tot de OD) had dat wantrouwen een nog wat breder karakter; in zijn opvattingen speelde, zoals wij in de delen 6 en 7 uiteengezet en in deel 9 herhaald hebben, beduchtheid voor wat in de bevrijdingsdagen, in de z.g. vacuüm-periode, kon gebeuren, een belangrijke rol, hij vreesde bovenal een herhaling van 'november '
18'. Bij die bevrijding moest, meende hij, zoals in buitengewone omstandigheden gebruikelijk was, onmiddellijk de staat van beleg afgekondigd worden, hetgeen zou betekenen dat het gehele land onder militair gezag zou worden geplaatst. Voor de uitoefening van dat gezag was een goed voorbereide organisatie nodig die zich, was de bevrijding eenmaal een feit, met eigen bekendmakingen
Maastricht
Nationaal Steunfonds (NSF)
Ordedienst (OD)
Raad van Verzet (RVV)
Tellegen, M. A., 3."353n;7
Thijssen, Jo
Velsen, A. van
bekendmakingen had Six laten opstellen en drukken (de laatste versie was, schreef hij in '46, 'tot in alle details'
met mr. J. Donner, lid van het Vaderlands Comité, besproken en door deze goedgekeurd ') en die organisatie was hij van de zomer van '42 af van zijn Algemeen Hoofdkwartier uit (dit was van eind maart '43 af gevestigd in de kosterij vim de Koepelkerk aan het Leidsebosje te Amsterdam) weer gaan opbouwen; in dat kader waren in de gewesten, in de districten of plaatselijk enkele honderden commandanten onverdroten bezig geweest om, conform de .uit Amsterdam ontvangen aanwijzingen, in samenwerking met 'goede'
Nederlandse autoriteiten die of nog in functie of afgezet waren, nadere regelingen voor te bereiden. Wel te verstaan: ook directe steun aan de Geallieerden achtte Six wenselijk; wij herinneren aan het belangrijke spionagewerk van Sectie V van het Algemeen Hoofdkwartier en voegen toe dat Six op 1 mei '44 de commandanten van de 19 gewesten waarin het land door zijn voorgangers was ingedeeld, opdracht had gegeven, 'stoottroepen'
te vormen welke, als men er voldoende middelen voor kreeg, sabotage dienden te bedrijven en guerrilla-acties dienden uit te voeren. Van de vorming van die 'stoottroepen'
was in de zomer van '44 nog niet veel terechtgekomen behalve in delen van Noord-Brabant. Six liet in die tijd zijn gewestelijke commandanten vragen over hoeveel manschappen zij beschikten; de cijfers optellend die zij op hun beurt van hun districts- (en dezen weer van de plaatselijke) commandanten hadden gekregen, kwam hij tot een totaal van honderdduizend man - voorshands waren dat, daargelaten of de ondercommandanten niet in sommige gevallen te hoge cijfers hadden opgegeven, papieren vrijwilligers. Sabotagemiddelen ontbraken en hier en daar waren wel wat wapens bijeengebracht maar dat waren er maar weinige; de OD-groep op Tholen bijvoorbeeld die eind augustus van de gewestelijke OD-commandant opdracht gekregen had, 'een wapenarsenaal aan te leggen'
, kreeg de beschikking over acht handvuurwapens, met inbegrip van 'een ganzenroer uit het jaar 1650'
2; voor de twee bruikbare revolvers waren welgeteld 14 patronen beschikbaar.' In Nijmegen bezat de OD zeven geweren met 'onvoldoende of zeer slechte munitie die soms nog niet eens paste."
Naar verhouding stond het er elders in het land niet beter voor, zij het dat men .soms wel meer wapens bezat." Dat alles wil niet zeggen dat gewes