De NSB'ers in Zuid-Limburg waren de eersten die aan paniek ten prooi vielen. De districtsleider in Limburg, graaf de Marchant et d'Ansembourg (hij was begin '41 als opvolger van van Sonsbeeck tot commissaris van de provincie benoemd), stond er op zaterdag 2 september niet bij stil dat hij enkele tot waarnemend burgemeester benoemde NSB'ers de eed moest afnemen, maar laadde zijn vrouwen kinderen in zijn auto en vertrok naar Duitsland (hij keerde op de woensdag daaropvolgend naar Maastricht terug). Bij ontstentenis van de districtsleider moesten de kringleiders van de NSB beslissen wat te geschieden stond. De kringleider van Zuid-Limburg, tevens plaatsvervangend districtsleider, had op vrijdagavond I september in beginsel met de Duitse autoriteiten in Maastricht afgesproken dat alle mannelijke NSB'ers in Maastricht zouden worden geconcentreerd en dat hun vrouwen en kinderen naar Duitsland zouden vertrekken. Daartoe zouden zij eerst vervoerd worden naar het klooster Rolduc bij Kerkrade (vlak aan de Duitse grens dus) waarvan reeds één vleugel bij de Wehrmacht in gebruik was. De kringleider was er die vrijdagavond in geslaagd, Mussert telefonisch te bereiken; deze had hem gezegd dat van een landelijke evacuatie van NSB'ers geen sprake was maar dat de kringleider de maatregelen mocht nemen die hij zelf geboden achtte. Zaterdagmiddag werden de groepsleiders gewaarschuwd, die er ordonnansen op uitstuurden die de nodige consignes doorgaven, maar toen zondagochtend vroeg de eerste trein uit Maastricht naar Kerkrade vertrok, bleek dat ook talrijke mannelijke NSB'ers waren ingestapt '
tengevolge van', aldus een rapport uit NSB-kring, 'de grote paniek die zich van de kameraden meester maakte, toen zij zagen dat alle mogelijke Duitse Dienststellen hun spullen bij elkander pakten en overal vervoersmiddelen opeisten."