Wat de OD en de Vertrouwensmannen aan voorbereidingen troffen, lag in een illegaal vlak maar betekende niet dat daden werden verricht waarmee men op Dolle Dinsdag zelf de vijand en zijn helpers afbreuk deed. Tot dergelijke daden kwam het echter wel, allereerst al van de zijde van de centraal geleide Landelijke Knokploegen, maar daarnaast (ons overzicht is stellig niet volledig) ook van andere, soms losse groepen illegale werkers.
Het verst ging men in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Heel begrijpelijk! Men was daar als geëlectriseerd door het bericht van de bevrijding, maandag, van het nabije Antwerpen. Wij vermeldden al dat op Dolle Dinsdag in Axel en Zaamslag NSB'ers en andere '
foute' elementen werden opgepakt en dat in Axel een van de predikanten als burgemeester ging fungeren. Illegale werkers in Kloosterzande gingen nog verder: ongeveer honderd Duitse militairen die er geen behoefte aan hadden om aan verdere gevechten deel te nemen, sloten zij als krijgsgevangenen op in een schoolgebouw. In ons relaas ook de volgende dagen betrekkendJ.'foute'
Nederlanders weer lopen, althans voorzover zij prijs stelden op het herkrijgen van hun vrijheid; er waren er die voortgezette gevangenschap prefereerden.
Op Noord-Beveland werden door enkele illegale werkers twee veerboten onklaar gemaakt en werd door een groep van twintig hunner in de middag een kleine groep Duitse soldaten overrompeld. Vier Duitsers werden gevangen genomen, maar twee ontsnapten en waarschuwden met lichtseinen Duitse posten op Walcheren. De Kriegsmarine zond toen uit Veere een patrouilleboot naar Noord-Beveland. De illegale werkers namen die boot onder vuur, maar hadden geen kans tegen de zware mitrailleur en het stuk geschut die zich aan boord bevonden. De mannen van de Kriegsmarine schoten twee boerderijen in brand. Na hun landing maakten zij bekend dat zij zeventig eilandbewoners zouden fusilleren als de krijgsgevangenen met hun wapens niet vóór elf uur 's avonds waren vrijgelaten. De illegale werkers lieten de krijgsgevangenen toen lopen en zochten zelf een goed heenkomen - een van hen werd bij huiszoeking gevonden en korte tijd later op Walcheren geëxecuteerd.
In Roosendaal namen illegale werkers, hoofdzakelijk tot de LO behorend, in de ochtend van Dolle Dinsdag alle nog ter plaatse verblijvende NSB'ers gevangen, zulks met hulp van politie en marechaussee. De NSB'ers werden in het politiebureau opgesloten. 's Middags keerde de Ordnungspolizeiterug. De politiemannen en de marechaussees doken toen onder en de NSB'ers werden bevrijd.
Benoorden Breda, o.m. in Waalwijk en Sprang-Capelle, werden Duitsers door OD'ers krijgsgevangen gemaakt, maar in de volgende nacht weer vrijgelaten.'
Meer effect had een actie van de marechaussee in Baarle-Nassau. Zij nam ca. twintig Duitse militairen krijgsgevangen, verwachtend dat zij dezen binnen enkele uren aan de Geallieerde troepen zou kunnen overdragen. Toen die bevrijders niet verschenen, werden de krijgsgevangenen onder bewaking in een oude melkfabriek opgesloten; zij zijn daar an
Omstreeks Dolle Dinsdag ging ook een tiental illegale werkers er toe over, Duitse militairen in de Biesbos te overweldigen; zij werden er in een woonark onder bewaking opgesloten, aanvankelijk een twaalftal, onder hen ook enkele deserteurs; hierop komen wij in een volgend hoofdstuk terug.
In het zuiden van de provincie Utrecht (een streek waar van Bijnens burgerverzetsgroepen bij uitstek actief waren) werden in Wijk bij Duurstede officieren van het Wachbataillon Nord-West gearresteerd door een Knokploeg die zonder overleg met de leiding optrad. De arrestanten werden eerst naar een boerderij bij Amerongen overgebracht, vervolgens naar het opvoedingsgesticht 'Valkenheide'
te Maarsbergen waar zij met goedvinden van de directeur, D. Noordam, in het isolatiepaviljoen werden opgesloten. Hetzelfde' geschiedde met de NSB-burgemeesters van Amerongen en van Leersum; deze laatste was door de bedoelde Knokploeg ontvoerd met hulp van een plaatselijke arts. Dat laatste drong tot Helle, de commandant van het Wachbataillon, door. Hij kon de arts niet te pakken krijgen maar wel diens echtgenote. Zij werd in de bunker van het concentratiekamp Amersfoort opgesloten en toen officieren van het Wachbataillon haar daar op erewoord beloofd hadden dat in Leersum geen represailles zouden worden genomen (daarmee was gedreigd), deelde zij mee dat de Leersumse burgemeester naar 'Valkenheide'
was overgebracht. De vrouw werd vrijgelaten (en constateerde bij thuiskomst dat haar huis tot de grond toe was afgebrand), 'Valkenheide'
werd overvallen, de gevangenen werden er bevrijd en Noordam werd doodgeschoten.
Dan werd in Noord-Holland in de vroege ochtend van Dolle Dinsdag sabotage gepleegd aan een van de sluizen in het Noordhollands Kanaal te Purmerend. 's Avonds deed in die provincie een aantal OD'
ers een poging om wapens op de Duitsers te veroveren. De actie mislukte; de officier die er leiding aan gaf, werd gewond.
In Deventer deserteerden op 5 september enkele tientallen Italiaanse Hilfswilligen; zij werden in de stad bij burgers ondergebracht maar de meesten moesten spoedig naar plaatsen buiten Deventer getransporteerd worden waar het soms moeite kostte onderdak voor hen te vinden I, 'vele Nederlanders'
, aldus een plaatselijke geschiedenis van Olst, 'zagen in hen
1 Enkele Italianen kwamen, gelijk in hoofdstuk 2 vermeld, in het kort voor Dolle Dinsdag bij Raalte opgerichte krijgsgevangenenkamp 'Prins Bernhard'
terecht.'Rot Mof'
In onvervalst Hollands weergeven."
Groningen tenslotte. In deze provincie stelde de NSB' er die burgemeester was van Muntendam, zich in handen van de illegaliteit. Een van zijn dochters was fel 'anti'
en kende een jongeman die contact had met een verzetsgroep in de stad Groningen. Via die groep kwam de burgemeester bij de gewestelijke staf van de OD terecht waaraan hij meedeelde, 'dat hij liever in handen van het wettig gezag wilde vallen dan door de Muntendammers uit elkaar gescheurd te worden."
De man verbleef tot aan de bevrijding van Groningen in drie verschillende panden in de stad; hij had zijn erewoord gegeven, niet te zullen vluchten, en hield zich daaraan.
Wat kort voor Dolle Dinsdag aan wapens en explosieven was gedropt, niet veel, was bij de Knokploegen en de Raad van Verzet terechtgekomen. Van Bijnen, landelijk sabotage-commandant van de Knokploegen, had de satisfactie gehad dat zijn jongens in de nachten van zondag 3 op maandag 4 en van maandag 4 op dinsdag 5 september het spoorwegnet op tal van plaatsen hadden kunnen saboteren - Thijssen, hoofd van het Operatie-Centrum van de Raad van Verzet, was zo ver nog niet; mogelijkerwijs was het materiaal dat in Zuid-Limburg was gedropt, al wel gebruikt maar wat voor de RVV op de Veluwe was afgeworpen, lag op de ochtend van Dolle Dinsdag tot Thijssens ergernis nog in of bij Vaassen - een ergernis die aangewakkerd was door het feit dat het Geallieerde opperbevel maandagavond via Radio Oranje de bevolking van Rotterdam had opgeroepen, te voorkomen dat de Wehrmacht de haveninstallaties en spoorwegemplacementen zou vernielen. In datzelfde Rotterdam bevonden zich zowel Thijssens Operatie-Centrum als van Bijnens bureau.
Laat ons nu eerst weergeven welke orders van Bijnen op Dolle Dinsdag deed uitgaan, zulks via het dienstnet van de Centrale Directie van de PIT waarop hij maandag door zijn contact met het Haagse kantoor van de Centrale Inlichtingendienst was aangesloten.J.
's Morgens in alle vroegte, nl. om vier uur, gafhij zijn vier gewestelijke sabotage-commandanten opdracht, dat KP'ers '
s middags om ongeveer half een moesten doordringen in de plaatselijke centrales van de draadomroep teneinde daar 'namens de Landelijke Knokploegen, de organisatie die zo geruime tijd uw echtgenoten en zonen de strijd tegen de bezetter mogelijk maakte', 'bij voorkeur door iemand met een heldere, beschaafde stem' een boodschap te doen omroepen. De tekst van die boodschap gaven wij reeds eerder weer. Kennelijk was het mede van Bijnens bedoeling dat de Knokploegen op spectaculaire wijze acte de présence zouden geven. Enkele uren later besefte hij dat het riskant was, het begrip 'Landelijke Knokploegen'
zo uitdrukkelijk te noemen; om acht uur 's morgens gaf hij een correctie door: de woorden 'de Landelijke Knokploegen'
moesten vervallen. Zijn opdracht hield in dat de boodschap, zo mogelijk, zou worden omgeroepen in alle provinciale hoofdsteden (behalve in Leeuwarden, Maastricht en Middelburg) en bovendien in Apeldoorn, Eindhoven, Venlo en Rotterdam I ; wij deden al uitkomen dat de actie slechts in twee steden slaagde: in Rotterdam en in Zwolle.
In het begin van de middag, kort na één uur, gaf van Bijnen opdracht, de spoorwegsabotage stop te zetten. In plaats daarvan moesten de Knokploegen 'zo mogelijk'
'electrische krachtinstallaties en onderstations, hoogspanningen, openbare waterleidinginstallaties, PIT -radiozendstations en telefooncentrales' tegen vernieling beschermen; 'in verband met de kwantitatieve zwakte der beschikbare ploegen is'
, voegde hij toe, 'overleg met c.q. inschakeling van alle bekende bewapende groepen al dan niet van zusterorganisaties noodzakelijk. Het spreekt vanzelf dat de leiding in uw handen blijft terwijl vermenging met andere groepen niet is toegestaan' - '
tot nader order' moesten alle krachten op die preventieve acties geconcentreerd worden. 'Deze opdracht'
, zo eindigde van Bijnen, 'ligt in zijn geheel wellicht boven ons vermogen. Ik verzoek u echter om met gebruikmaking van de goede wil, die ongetwijfeld bij de betrokken instanties bestaat, alles te doen wat gedaan kan worden." Vermoedelijk iets later in de middag zond van Bijnen via 'zijn'
BBO-agent, de Goede, een klemmend telegram (het was als 'urgent'
aangeduid) naar Londen: 'Werpt onmiddellijk af op door u te bepalen terrein in Zuid-Holland, bij voorkeur omgeving Rotterdam. Dringend nodig in verband met bescherming doelen Rotterdam. M te werpen: ISJ,J.'laat transport in ieder geval doorgaan in verband met beveiliging belangrijke objecten in Rotterdam."
De wel heel zware en veelomvattende opdracht welke van Bijnen kort na één uur had doen uitgaan, had op Dolle Dinsdag nauwelijks effect. Dat kon moeilij kanders: hij had 'overleg met c.q. inschakeling van alle bekende bewapende groepen' '
noodzakelijk' genoemd - dat vergde tijd. Borghouts, de gewestelijke sabotage-commandant in Noord-Brabant, Zeeland en Limburg, kon naar verhouding de meesten van zijn KP' ers (alsook de illegale werkers van de Partisanen-Actie Nederland) actief laten optreden, maar dat optreden was al begonnen voordat hij van Bijnens opdracht had ontvangen. Enkele Knokploegen beschikten daarbij over wapens, aangetroffen op de lijken van Duitse motorrijders die in de nacht van 4 op 5 september tegen over de wegen gespannen staaldraden waren gereden. Onder de aanduiding 'dinsdagmorgen 5 september'
werd in Borghouts' '
Oorlogsdagboek' het volgende genoteerd:
'Ontvang bericht dat in Strijp en omgeving scholen en gebouwen die door Duitsers bezet geweest zijn, geplunderd worden. Enige van onze mensen gaan in uniform onder regenjas met wapens daar naar toe. Ter plaatse aangekomen, wordt uit een school van alles weggesleept: kasten, planken, lampen, kortom alles wat los en vast zit. Onze mensen spreken hen daarover aan, doch zij gaan hiermede door. Dan trekken ze de regenjassen uit en lossen een schot in het plafond. Dit heeft onmiddellijk succes, iedereen verdwijnt en twee van onze mensen blijven ter plaatse om herhaling te voorkomen. Op dezelfde wijze zijn ook enige huizen van Duitsers en NSB'ers geplunderd, waar hoofdzakelijk huisraad van Joden in was. Lang niet alles is door ons verhinderd kunnen worden. Wij slagen er middelerwijl in, geüniformeerd, de geweren en karabijnen, die de burgers meegenomen hebben, te verzamelen, ook grote hoeveelheden munitie. Duitsers deden niets tegen onze mensen in uniform en met karabijnen op de rug.
Het vliegveld wordt op dezelfde wijze afgegraasd. In de omgeving zijn 300 varkens door burgers buitgemaakt. Hier was het zo erg, dat onze mensen er praktisch niet tegen opgewassen waren en niets anders konden doen dan adressen opschrijven van plunderaars.
I J. A. van Bijnen: Telegram, 5 sept. 1944, aan Londen (a.v.). 2 J. A. van Bijnen: Opdracht, 5 sept. 1944, aan J. J. F. Borghouts (a.v.).
Ook in Woensel werd een school leeggehaald, hetgeen door onze mensen verhinderd kon worden en waar een politieman op wacht gezet is.
Opleidingshuis van de Landwacht in Tongelre eveneens leeggeplunderd
. . . Momenteel zitten nog enkele van onze mensen in scholen en huizen op wacht, terwijl het plunderen afneemt" men ziet: Borghouts had in Eindhoven en omgeving zijn krachten in hoofdzaak gebruikt om het plunderen tegen te gaan. De ervaring overigens dat militairen van de Wehrmacht in één geval niets hadden gedaan 'tegen het optreden van onze mensen in uniform'
(een blauwe overall met oranje armband) 'en met karabijn op de rug'
, bevestigde de indruk dat de bezetter vrijwel had afgedaan.
Wij nemen aan dat ook andere gewestelijke sabotage-commandanten alsmede hun districtscommandanten met de voorbereiding van de door van Bijnen gelaste acties zijn begonnen, maar wij hebben daar geen duidelijke overzichten van. Er is stellig meer gebeurd dan toen en later werd vastgelegd." In elk geval kon de gewestelijke sabotage-commandant in de drie noordelijke provincies niet veel uitrichten: hij had met Groningen en Drente nauwelijks verbindingen en de Friese Knokploegen, afkerig van uit 'Holland'
ontvangen orders, volgden een eigen koers, waarover meer in het volgende hoofdstuk. In Amsterdam had de KP geen wapens van betekenis, in Den Haag evenmin (de Knokploeg aldaar had
I GSC-III: 'Oorlogsdagboek'
, p. 44-45. 2 Wij vermelden in dit verband dat de bekende verzetsstrijder Thea Dobbe, de organisator van de eerste overval op een distributiekantoor (Joure, oktober '42), die in de lente van '44 een tijdlang deel had uitgemaakt van de Top van de LKP, op of kort na Dolle Dinsdag om het leven kwam. Volgens Het Grote Gebod (dl. I, pag. 397-98) poogde Dobbe op Dolle Dinsdag de beruchte verrader Johnny den Droog te liquideren die zich in een buitenhuisje bevond in de buurt van Arnhem. Hij begaf zich daarheen, door twee KP'ers gedekt, maar raakte in een situatie beland waarin hij als enige tegenover den Droog stond die een revolver in de hand had en goed kon schieten. Dobbe gaf zich toen over en werd enige tijd later door twee gewapende Duitsers afgevoerd naar de 55-Schute Avegoor. De twee KP'ers hadden inmiddels andere KP'
ers gealarmeerd maar hadden samen met die anderen niet durven ingrijpen omdat zich voortdurend Duitse militairen op de wegen bevonden. Dobbe werd in Avegoor verhoord en vervolgens in Dieren, waar hij zou worden gefusilleerd, bij een mislukte poging om te vluchten dodelijk getroffen. Aldus Het Grote Gebod, hoofdzakelijk op grond van de mededelingen der twee KP'ers die Dobbe hadden vergezeld.
De juistheid van dit relaas staat voor ons niet vast. Volgens andere naoorlogse mededelingen zou Dobbe in Arnhem in het huis van een NSB'er in de val gelopen zijn doordat hem gezegd was dat deze en een of meer '
SD'ers'
zich aan hem wilden overgeven. Een feit is dat van Bijnen op 6 september bericht ontving dat Dobbe op de Oranjesingel in Arnhem was gearresteerd, dat deze 'doorgeslagen (had) op 20'in geheel Rotterdam'
waren, aldus Hordijk. daags na Dolle Dinsdag welgeteld 4 stenguns aanwezig (bij de Raad van Verzet, en het waren er drie"), en op Dolle Dinsdag vermoedelijk nog in het geheel geen Britse wapens. Enige andere wapens had men wèl, hoofdzakelijk Duitse - precies hoeveel, weten wij niet. In totaal telden de Rotterdamse Knokploegen op die dag een tweehonderdvijftig man waarbij enkele groepen meegeteld waren die zich kort voor Dolle Dinsdag bij de KP hadden aangemeld: 'een groep leden van de organisatie- Trouw, militairen en niet-militairen, gewapend met pistolen of revolvers, twee groepen studerende jongens en een ploeg Westlanders', aldus later Hordijk.'
De leider van de Rotterdamse Knokploegen, Samuel Esmeijer, een ondergedoken adjunct-inspecteur van politie, zoon van een leraar aan de. Christelijke Ambachtschool aan de Gordelweg, liet 's morgens vroeg het schoolgebouw door zijn KP'
ers bezetten. Hij had de beschikking over enkele auto's en motorfietsen. Hij droeg zorg voor de overval op de centrale van de draadomroep (hijzelf sprak daar de aangehaalde boodschap uit) en hij belegde, vermoedelijk kort nadien, een eerste spoedvergadering met enkele hoge gemeentelijke functionarissen en nam aan een tweede met een aantal voormannen van de illegaliteit deel. Tijdens die eerste vergadering (op de tweede komen wij straks terug) pleegde hij overleg met de eind '41 door de bezetter ontslagen en nadien ook nog een tijdlang gegijzelde commissaris van politie H. M. C. A. Staal die, naar aangenomen werd, bij de bevrijding als hoofdcommissaris zou optreden, en met de directeuren van de gemeentebedrijven voor gas en electriciteit. Bij dat beraad speelde 'een officieus bericht, dat de Geallieerden Dordrecht reeds bereikt zouden hebben' (aldus Hordijk), een belangrijke rol."
zenders' en ook bekend had dat '
Frank', de landelijk sabotage-commandant, Johannes van Bijnen heette (notitie, 6 sept. 1944, van van Bijnens bureau, LOfLKP, 4 C). Is dit bericht juist geweest, dan moet Dobbe op Avegoor gruwelijk zijn mishandeld dan wel in een gemoedstoestand hebben verkeerd waarin hij geen bezwaar had tegen het doen van mededelingen. Bij dat laatste kan men veronderstellen dat hij meende slachtoffer te zijn geworden van verraad of dat hij in het optimisme van Dolle Dinsdag dacht dat het de 'SD'
aan tijd zou ontbreken, iets met zijn mededelingen te doen. I Notitie, 4 sept. 1944, van bericht, binnengekomen bij van Bijnen (LOfLKP, 3 B). 2 Bericht, 7 sept. 1944, van P. W. Hordijk aan de KP-leden in de provincie Utrecht (a.v., 4 C). 3 P. W. Hordijk in het Beurijdingsnummer van de Rotterdamse ' Vrije Pers', geciteerd in Th. Delleman: Opdat wij niet vergeten. De bijdrage van de Gereformeerde Kerken, Vall hun voorgangers en leden, in het verzet tegen het nationaal-socialisme en de Duitse tyrannie (1950), p. 333. 4 Notitie, 6 sept. 1944, van het bureau van van Bijnen (LOfLKP·4 C).'een volksoploop'
voor stond ('het schoolgebouw (werd) door het publiek het 'Hoofdkwartier der Partisanen'
genoemd"), werd in de middag haastig ontruimd en ook van de installaties van de waterleiding trokken de KP' ers zich terug.
Nu de tweede spoedvergadering.
Deze vond plaats op een adres van de Raad van Verzet en volgens Thijssen was hij het die er het initiatief toe had genomen. Aanwezig waren voor de Raad van Verzet Thijssen en de Rotterdamse RVV'er Th. A. W. Ruys, voor de Knokploegen Hordijk en Esmeijer, voorts de districtscommandant van de OD, A. van der Hoeven, met zijn medewerker P. Prins, twee man van de La (de namen zijn ons onbekend) en commissaris Staal met nog een andere politiefunctionaris. 'Bij deze bijeenkomst bleek'
, stelde Thijssen tien dagen later op schrift,
'dat van al deze groepen slechts de RVV een, zij het schematisch plan de campagne had, dat KP reeds detachementen had aangewezen voor bescherming openbare bedrijven, dat LO bereid was te assisteren bij de recrutering, dat OD niets zou doen (letterlijk de woorden) vóór aftocht Duitsers en geen opdracht had ontvangen leden af te staan voor verzetswerk (ook niet voor beschermingsdoeleinden), en tenslotte dat de politie, die slechts flauwe notie had van de betekenis van de verschillende illegale organisaties, van plan was het heft in handen te houden en zelf zoveel mogelijk, eventueel geassisteerd door leden organisaties, voor beschermings- en ordemaatregelen te zorgen."
Wat was dat 'schematisch plan de campagne' van de RVV? Het was een plan van Thijssen om het geringe aantal RVV'ers dat hij op dat moment in Rotterdam had, met spoed aan te vullen; 'op de Veluwe had hij'
, vertelde Hordijk later, 'verschillende brigades die hij in een paar wagens naar Rotterdam op wilde laten tornen'
- 'flauwekul'
was dat, en Thijssen werd er, aldus weer Hordijk, 'op geattendeerd dat hij dergelijke fantastische zaken niet op tafel kon leggen'
; dat werd in nogal harde bewoordingen gezegd, zodat (nog steeds Hordijk) 'op dat moment een bepaaldeJ.
Inderdaad, vergeleken met wat de KP in Rotterdam had kunnen doen, stak de activiteit van de Raad van Verzet maar pover af Thijssen, nota bene door Londen erkend als ontvanger van alle Geallieerde zendingen, trok zich dat kennelijk zeer aan. Hij liet zijn verbindingsagent Mulholland onmiddellijk twee droppingsterreinen in de buurt van Rotterdam opgeven, stuurde daar verkenners heen, en begaf zich zelf, ongeacht de spertijd, met twee auto's naar Vaassen om er de zending op te halen welke door zijn '
brigadecommandant Veluwe' ('Piet van de Veluwe'
, alias Dijkman) was geïnventariseerd. Die zending viel tegen. Nog in de nacht van S op 6 september reden de twee auto's naar Rotterdam terug met vijf stenguns, vijftien pistolen en een kleine hoeveelheid explosieven. Bij Putten stuitten zij op een controlepost, bemand door pas uit België gearriveerde Duitse militairen. Er volgde een schietpartij waarbij tien Duitsers gewond raakten (Thijssen zelf dacht dat er aan Duitse kant zestien gewonden en veertien doden waren gevallen). Van de vijf stenguns liet hij op de nachtelijke terugrit telkens één achter bij de grondploegen van andere droppingsvelden dan de twee bij Rotterdam die hij daags tevoren had opgegeven, 'zodat'
, schreef hij, 'voor [de] stad slechts drie stenguns overbleven, nauwelijks genoeg voor instructie [der] compagnieën.'
In het 'panorama der illegaliteit'
dat wij in hoofdstuk 2 van dit deel opnamen, hebben wij, naar wij hopen, duidelijk gemaakt dat Nederlandse illegale groepen in de zomer van '44 op vier terreinen van illegale activiteit met opvallend succes werkzaam waren: de illegale pers, de spionage, de zorg voor de onderduikers en de financiering van het illegale werk. Wij menen dat dit hoofdstuk heeft aangetoond dat diezelfde illegaliteit op de yde september '44, toen het gehele machtsapparaat van de bezetter leek te wankelen, niet bij machte was, met feitelijk ingrijpen die bezetter schade van betekenis te berokkenen. Er was een schreeuwend gebrek aan wapens en explosieven. De illegaliteit was dan ook voor hetJ.